
Fig. 21. Pluteus cervinus Schaeff.
(Y nat. gr.)
Steel pijpachtig; hoed
niet grooter dan 15 m.M. 4
2 Steel 8 c.M. hoog, wit,
zwart vezelig-gestreept;
hoed 6—10 c.M. breed,
aanv. klokvormig, dan uitgespreid,
geelachtig-bruin
of grauw-zwart-bruin, in
’t midden donkerder, verbleekend,
later aangedrukt
schubbig of vezelig;
plaatjes aanv. vuilwit,
later bleek rozerood,
zeer dicht bijeen; reuk
sterk, onaangenaam. Aan
den voet van boomstammen en op rottend hout. Algemeen.
Alleenstaand. Aug. —Oct....................................
• PI. c e r v i n u s Schaeff. Herten PI.
Steel niet zwart gestreept.............................................3
3 Steel gewoonlÿk een weinig gekromd, kaal, fljn gestreept,
wit, dikwijls met blauwachtig gewasschen, ong.
6 c.M. hoog; hoed aanv. bol, dan uitgespreid, stomp,
4 - 6 c.M. breed, bruinachtig-paars, fluweelig, met naakten
rand; plaatjes een weinig geelachtig, dan bleek
vleeschrood. Op rottend hout. Zeldzaam.
■ P I. e p h e b e u s Fr. Jongelingen PI.
Steel stÿf, lang, glanzend, wit of geelachtig, 3 - 8 c.M.
hoog, gestreept; hoed aanv. bol, dan uitgespreid en
Stomp, gewoonlÿk niet grooter dan 3 c.M., zwak gerimpeld,
vlokkig-berÿpt, omberbruin, in ’t midden dikwÿls
donkerder; plaatjes bleek rozerood. Op rottende stammen.
In bosschen. Zeldzaam..............................................
................................................PI. n a n u s Fr. Dwerg. PI.
4 Steel kaal, glad, zilverwit-glanzend, 2 - 6 c.M. hoog,
onderaan eenigszins verdikt; hoed half kogelrond, dan bol,
eindelijk uitgespreid, fljn behaard of zÿdeachtig, 8 - 1 1
m.M. breed, met ten laatste gestreepten rand, grauw
bruinachtig; plaatjes bleek rozerood. Op een vermolm
den boomstam bÿ P utten aangetroffen .
. P 1. h i s p i d u 1 u s F r. Behaarde PI
Steel zacht behaard, onderaan gezwollen, wit; hoed 10—
15 m.M. breed, half kogelrond, stomp, met kleine korrel
tjes bezet, gevoord, wit; plaatjes aanv. wit, later roze
rood. Op afgevallen takken en aan boomstammen
In ons land op een vermolmden eikenstam bÿ Putten
a a n g e t r o f f e n ...............................................................
. PI. s e m i b u l b o s u s Lasch. Knolachtige PI
Gesl. 23. Entoloma Fr.
1 Hoed droog, ten laatste schubbig, 1 — 2 c.M. breed,
witachtig, dunvleezig, aanv. bol, dan vlak, soms neergedrukt,
met aanv. omgebogen, vlokkigen rand; steel
2 - 6 c.M. hoog, dun, pÿpachtig, vezelig, ten laatste
glad, kaal, witachtig; plaatjes aanv. wit, dan rozerood,
eenigszins wijd uiteen, aanv. aangegroeid, dan
aangehecht. Op vochtige grazige plekken. In groepjes.
Aug. —Oct. Met a l g e m e e n .............................................
E. s e r i c e l l um Fr. Zijdeachtige E.
Hoed hygrophaan, dun, in drogen toestand zÿdeachtig,
dikwÿls naar den rand toe golvend. . . . 2
Hoed droog of kleverig, niet hygrophaan, kaal . 5
2 Steel h o l ............................................................... . 3
Steel gevuld........................................................................ ........
3 Steel kaal, 6 -1 1 c.M. hoog, gelÿkdik, witachtig,bovenaan
berijpt; hoed klokvormig, later uitgespreid, in
’t midden flauw neergedrukt, met bochtigen rand, in
versehen toestand grÿs-zwartachtig of bruinachtig en vezelig,
in drogen staat isabel-loodkleurig, zijdeachtig glanzend;
plaatjes wÿd uiteen, aanv. wit, later rozerood. In