
[I I I1''^t Ii
32 Hoed aschgrauw, gevoord, witachtig berijpt, 1--8 c.M.
breed, aanv. klokvormig, dan uitgespreid, bultig, met
bochtigen rand; steel gelijk dik, droog, fijn gestreept;
plaatjes wit-aschgrauw; reuk naar ammonia. Op takjes,
bladeren, aan boomstammen en op den grond. Eenzaam.
Najaar, Niet a l g e m e e n ......................................................
M. l e p t o c e p h a l a Pers. M. met dunnen hoed.
Hoed zwartblauw, met spoedig verdwÿnenden rÿp bedekt,
gevoord, klokvormig, dan bol, met stompen bult,
6—11 m.M. breed; steel recht, zwartblauw, onderaan
eenigszins knolvormig verbreed, draadvormig, kaal,
1 - 6 c.M. hoog; plaatjes witachtig; reukeloos. Op beschaduwde
plekken, tusschen het mos. Ongemeen .
M. a t r o c y a n e a Batsch. Zwartblauwe M.
33 Steel draadvormig . . . . . . . 3 4
N i e t ......................................................................................36
34 Hoed wit, bleek-rozerood of loodkleurig, ten laatste
bruinachtig, gerimpeld, gestreept, in drogen toestand glad,
klokvormig, dan bol, soms ook stomp-bultig, 4 —6 m.M.
breed; steel slap, onderaan vezelig; plaatjes witachtig,
breed aangegroeid. In bosschen, aan den voet van boom-
stammen. In groepjes. Niet algemeen. Sept. —Oct. .
....................................M. d e b i 1 i s Fr. Zwakke M.
Hoed wit of wit-geelachtig. .........................................35
35 Hoed 6—9 m.M. breed en hoog, geelachtig, glanzend,
klokvormig, dan uitgespreid en bultig, met flauw gestreepten,
rand, droog; steel glanzend, naakt, geelachtig,
3 - 6 c.M. hoog; plaatjes wit, breed. In naaldbosschen.
Niet algemeen......................................................
M, l u t e o - a l b a HoW. Geelioitte M.
Hoed 6—15 m.M. breed, geheel wit of i n ’t midden geel,
klokvormig, dan bol, bÿna bultig, in vochtigen toestand
gestreept; steel 4—8 c.M. hoog, buigbaar, kaal, wit;
plaatjes wit, smal. In naaldbosschen. In groepjes. Vrij
algemeen. Aug.-Oct. M. la c t e a Pers. Melkwitte M.
36 Hoed levendig gekleurd, grauw noch bruinachtig . 37
Hoed niet levendig gekleurd, aschgrauw, bruinachtig
of l o o d k l e u r i g ................................................................... 39
37 Hoed 234—8 c.M. breed, klokvormig, dan uitgespreid,
stomp-bultig, kaal, zeer afwisselend in kleur, (rozerood,
lila, blauwachtig, wit, geel enz.), verbleekend, met gestreepten
rand; steel 4—11 c.M. hoog, naar boven
versmald, kaal, onderaan wollig of vezelig, bleeker van
kleur dan de hoed; plaatjes zeer breed. In bosschen.
Algemeen. Aug. — Oct. . M. p u r a Pers. Zuivere M.
Hoed kleiner, hoogstens 2 — 3 c.M. breed . . 38
38 Hoed aanv. kap- later klokvormig, 6 — 11 m.M. breed,
kaal, over de geheele hoogte gestreept, wit, witachtig
of grÿs-geelachtig, soms i n ’t midden donkerder; steel
ongeveer 6 c.M. hoog, glad, geelachtig, onderaan witachtig
en harig; plaatjes wit, aangegroeid. Tusschen
het mos en tusschen gras. Zeldzaam. Najaar .
.......................................M. 1 i n e a t a Bull. Gestreepte M.
Hoed klokvormig, later uitgespreid, bultig, wit of geelachtig,
6—12 m.M. breed, kaal en glad, met soms
eenigszins gespleten rand; steel stijf, wit door-
schÿnend, bovenaan berÿpt, in lengte afwisselend;
plaatjes wit, bijna vrÿ. Tusschen het mos in bosschen,
en in weilanden. In groepjes. Aug. —Nov.
. M. f 1 a V o-a 1 b a Fr. Bleekgeelwitte M.
39 Steel met stijfbehaarden of vezeligen voet
N i e t ................................................................
40
43
40 Steel door ouderdom of verwonding in veerkrachtige,
naar boven omkrullende riemen splijtend, een weinig
gekromd, kort en dik, donker aschgrauw, zacht gestreept,
onderaan stÿf behaard; hoed 1 — 2V2 c.M. breed,
kegel-, dan klokvormig, to t in ’t midden geplooid-ge-
streept, bruin-aschgrauw, met verbleekenden rand;
plaatjes witachtig, met grijze basis; reuk onafingenaam,