
2 Het hymenium bedekt droge wratten, zeldzamer stekel-
vormige verhevenheden, welke aan hun top kam- of
penseelachtig zÿn ingedeeld. . Gesl. 1. Od o n t i a .
Het hymenium is over onregelmatige, gewoonlÿk stompe
en uitgerekte, wasachtige of vleezige knobbeltjes verspreid,
welke aan hun basis vrÿ zÿn, en onregelmatig
verspreid liggen. . . . Gesl. 2. R a d u l u m .
Het hymenium is over wasachtige, aan hun top stompe
of neergedrukte, kogel- of halfkogelvormige, dicht
bÿeen staande, regelmatige korreltjes verspreid .
.......................................................... Gesl. 3. G r a n d i n i a.
3 Soorten welke slechts op de aarde groeien. Het hymenium
bedekt platte, bÿna wasachtige tanden (plaatjes),
welke zieh aan de ondervlakte van een gesteelden,
onregelmatigen of gehalveerden hoed bevinden, waarvan
zÿ gemakkelÿk zÿn af te scheiden . . . .
...........................................................Gesl. 4 S i s t o t r e m a .
Soorten welke slechts op hout groeien. Het hymenium
bekleedt wasachtige plooien, aderen of kammen welke
herhaaldelÿk onderbroken zijn. Vruchtlichaam uitgespreid
achteroverliggend, in vochtigen staat bijna geleiachtig,
in drogen toestand kraakbeenachtig .
.......................................Gesl. 5. P h l e b i a .
4 Hymenium over spitse, min of meer lederachtige stekels
verspreid, die aan hun voet door plaatvormige
plooien verbonden, en straalvormig of netachtig
geordend zÿn. Vruchtlichaam lederachtig, zittend of
achteroverliggend uitgespreid. Soorten welke slechts op
hout g r o e i e n ....................................Gesl. 6. I r p e x .
Hymenium over zachte stekels verspreid, welke aan
hun basis vrÿ van elkander zÿn. Vruchtlichaam zeer
verschillend in vorm, (hoed-, knots-, korstvormig enz.),
zittend, gesteeld of achteroverliggend. Vleezige, kurk-
of lederachtige zwammen, die zoowel op hout- als op
de aarde groeien . . . . Gesl. 7. H y d n u m .
Gesl. 1. Odontia Pers.
Fig. 45. Odontia fimbriata
Fr. (nat. gr.) niet inbeemsch.
Vruchtlichaam wÿd uitgespreid,
bleek okerkleurig,
aan den omtrek stÿfharig;
wratten tandvormig, 1 — 2
m.M. hoog, bleek okerkleurig,
toegespitst, overal kort
en stÿf behaard, en aan hun
spitsen m et lange stijf harige
franje. Op verrot hout.
Slechts een enkele maal bÿ ’s Gravenhage aangetroffen
.........................................0. h i r t a Puckl. S tijf harige 0.
Vruchtlichaam korstvormig aangegroeid, uitgespreid,
dun, roodachtig, met witten, byssusachtigen omtrek;
wratten korrelvormig, roodachtig, harig, aan den
top kamvormig-veeldeelig. Op rottende berketakken.
Slechts een enkele maal bÿ ’s Gravenhage aangetroffen.
• 0. c r i s t u l a t a Pr. Kamvormige 0.
Gesl. 2. Radulum Pr.
1 Vruchtlichaam vleesch-
rood-oranjeachtig, aanv.
onder de schors, deze
later afstootend; ong.
7 — 12 c.M. breed; knobbeltjes
verschillend in
vorm, Stomp, kaal, pa-
pilvormig of langgerekt.
Op afgevallen takken.
Niet algemeen
. R. l a e t um Pr.
Vroolijk gekleurde B.
Vruchtlichaam witachtig,
geelachtig ofbleek-
vleesch-roodachtig. 2
.,11
Fig. 46. Radulum quercinum
Fr. (nat. gr.)