
uiteen, groenachtig. Op grazige plekken voornamelÿk
in weilanden. Algemeen. Najaar
. H. p s i t t a c i n u s Schaeff. Papegaaiachtige H.
14 Steel eenigszins saamgedrukt, ongelijk, onderaan geel-
bruinachtig, overigens geel, hol; hoed 5 - 1 2 c.M. breed,
glanzend, goud- of zwavelgeel, bÿna droog, aanv!
kegelvormig, dan bol, stomp; plaatjes dik, aanv. wit,
later geel In weilanden. Najaar. In groepjes. Niet
ongemeen. . H. o b r u s s e u s Hr. Goudtoetsende H.
Steel gelÿk dik, kleverig, geel; hoed 2 - 3 c.M. breed,
kleverig, bol, stomp, zeer dun, met eenigszins gelobden
rand, gestreept, geel of geel-scharlakenroodbont;
plaatjes dun, aanv. wit, later bleek-geelachtig. Op grazige
plekken, in weilanden enz. Niet ongemeen. Najaar
H. c h l o r o p h a n u s Hr. Geelgroenschijnende H.
15 Plaatjes bijna aangegroeid, aanv. wit, later min of meer
grauwbruin- of grauwblauwachtig; hoed 2 - 5 c.M. breed,
kleverig, glad, later gespleten, dun, klokvormig, stomp,
met zwartgrauwe slÿmlaag; steel ong. 5 c.M. hoog,
hol, gevoord, min of meer saamgedrukt, met zwart-’
grau we slijmlaag. In bosschen. Zeldzaam.
. H. u n g u i n 0 s u s Hr. Met z a lf hesmeerde H.
Plaatjes bijna vrÿ, geel of bont oranjerood; hoed 2 — 3
c.M. breed, glad, spits-kegelvormig, dan uitgespreid,
dikwÿls gelobd, gespleten, goudgeel met oranje of
scharlakenrood vermengd, in vochtigen toestand kleverig;
Steel hol, gestreept, rolrond ; van kleur als de hoed,
door ouderdom splÿtend en gedraaid, 8 - 1 0 c.M. hoog.
Op grazige plekken längs wegen, dÿken enz. In groepjes.
Algemeen. A u g .-O c t...................................................
H. c o n i c u s Hr. Kegelvormige H.
16 Hoed was- of goudgeel . . . . .
Hoed en steel rood .
17
18
17 Hoed wasgeel, bol, stomp, dan uitgespreid, 1 - 3 c.M.
breed, glanzend, kleverig, fljn gestreept; steel ongelijk
dik, pÿpachtig, dikwijls bochtig en saamgedrukt, wasgeel,
onderaan bleeker; plaatjes geel, een weinig afloopend,
breed, bÿna driehoekig. In weilanden, boomgaarden
enz. In groepjes of zoden. Vrij algemeen .
• H. c e r a c e us Hr. Wasachtige H.
Hoed goudgeel, later in ’t midden met goudbruine
vlokken of schubben, bol, dan genaveld met omgebogen
gekartelden rand, 2 - 3 c.M. breed; steel later pijpachtig,
stÿf, gelijk dik, geelroodbruin, glanzend; plaatjes
aanv. witachtig, dan bleekgeel, afloopend. Bÿ Nunspeet
aangetroffen . . H. t u r u n d u s Hr. Pluksel H.
18 Hoed niet kleverig, 1 —2V2 c.M. breed, vermiljoenrood,
later verbleekend en met kleine schubbetjes bezet, bol,
dan genaveld; steel dun, 3 — 5 c.M. hoog, glad, rolrond,
scharlakenrood, gevuld dan pÿpachtig; plaatjes geel
of geel-oranjeachtig, een weinig afloopend. Op vochtige
plekken, tusschen gras of mos. Aug.-Oct. .
. H. m i n i a t u s Hr. Vermiljoenroode H.
Hoed kleverig, 2 - 4 c.M. breed, later droog, kaal, aanv.
oranjeachtig of scharlakenrood, later verbleekend en
gespleten, kegel-dan klokvormig; steel ong. 5 c.M. hoog,
glad, saamgedrukt, onderaan geel, hooger scharlakenrood,
hol; plaatjes bovenaan purperrood, in ’t midden bleek
geel en met groenachtig-grauwe snede, met een tandje
afloopend. Op vochtige plekken, tusschen mos of gras.
Algemeen. J u li-O c t...............................................................
. H. c o c c i n e u s Hr. Scharlakenroode H.
Gesl. 12. L a e ta riu s Hr.
1 Melksap aanv. oranjeachtig-rood of saffraangeel; hoed
oranjeachtig-steenrood, met gordels geteekend; steel min
of meer gevlekt, van kleur als de hoed ; plaatjes saffraangeel,
verbleekend, door verwonding groenachtig. In
■îii'