
Melksap gekleurd, roodachtig of zwartrood . . 6
6 Melksap zwart-bloedrood; steel 3 - 6 c.M. hoog, stÿf,
roodachtig, wit bestoven; plaatjes witachtig; hoed 1 -
2V2 c.M. breed, aanv. wit, dan roodachtig, klokvormig,
met getänden rand. Aan den voet van boomstammen.
In zoden. Niet algemeen. . .
. M. h e m a t o p o d a Pers. M. met bloedenden steel.
Melksap roodachtig; steel 6 - 1 1 c.M. hoog, slap, kaal;
plaatjes wit-roodachtig, donker purper berand; hoed4—11
m.M. breed, roodachtig-purper of bruinachtig, gestreept.
In bosschen tusschen het mos. Niet algemeen. Aug.—
Oct. M. s a n g u i n o l e n t a Alh. & Schw. Bloedende M.
7 Plaatjes met donkerder s n e d e .................................... 8
Plaatjes niet met donkerder snede . . . . 1 1
8 Hoed 2V2 —6 c.M. b r e e d ..............................................9
Hoed niet grooter dan 3 c.M.............................................10
9 Plaatjes zwart-paars, met zwart getande snede; hoed
purperloodgrijsachtig, door droogte verbleekend, 2V2 - 6
c.M. breed, met gestreepten rand; steel van kleur als
de hoed, bovenaan bleeker, vezelig en gestreept. In bosschen,
tusschen plantenafval. Vrÿ algemeen. Eenzaam
en in g r o e p j e s .........................................................................
. M. p e 1 i a n t h i n a Hr. Verbleekende M.
Plaatjes bleek, met zwartpurpere getande snede; hoed
okerkleurig, 4—6 c.M. breed; steel bruin-rossig, onderaan
harig, bovenaan wit berÿpt. Aan den voet van boom-
stammen en op rottende takjes. Eenzaam. Niet algemeen
. M. b a 1 a n i n a Berk. Eikelvormige M.
10 Hoed wit, of met blauwrooden weerschÿn, klokvormig,
stomp, gestreept, 2^/, c.M. breed; steel stijf, kaal, glad,•
plaatjes witachtig met bruin-purpere snede. Op rottenden
plantenafval, in bosschen. In groepjes. Vrÿ algemeen.
Aug. tot n a ja a r.........................................................................
M. r u b r o - m a r g i n a t a Fr. Boodberande M.
Hoed rozerood, verbleekend, half kogelrond, gestreept,
later stomp-bultig, 4 - 5 m.M. breed; steel niet stÿf,
onderaan wit-donzig; plaatjes bleekrood met donkerder
snede. Groeit in naaldbosschen. In groepjes. Zeldzaam.
..........................................M. r 0 s e 11 a Fr. Rozeroode M.
11 Voet van den steel uit een cirkelrond, vliezig schijfje
of uit een knolvormig gezwollen aanhechtingspunt oprÿ
z e n d ......................................................................................12
Steelvoet noch met schÿfje noch met knolvormig aanhechtingspunt
...........................................................16
12 Hoed met glinsterende of zemelachtige korreltjes bedekt
......................................................................................13
Hoed kaal of eenigszins behaard . . . . 1 4
13 Steel uit een kaal knolletje entspringend, 4 m.M. hoog,
draadvormig; hoed dun, wit, 4 m.M. breed, met glinsterende
korreltjes bedekt; plaatjes witachtig, op den
rand met korreltjes bezet. Op rottende stengels. Zeldzaam
..........................................................................................
. M. s a c c h a r i f e r a H . Æ Br. Suiker drag ende M.
Steel uit een behaard schijfje entspringend, 2V2 c.M.
hoog, haardun; hoed zeer teeder, zuiver wit, 2 - 4
m.M. breed, met zemelachtige korreltjes dicht bezet.
Op boomschors, pÿnappels enz. Zeldzaam
M. t e n e r r i m a Berk. Teedere M.
14 Schijfje van den steelvoet glad en kaal; steel draadvormig;
hoed blauwachtig, vliezig, bol; plaatjes tot
een vrÿen ring, welke den top van den steel omgeeft,
vereenigd. Op rottend hout, aan boomstammen enz.
Niet a lg em e e n .........................................................................
M. c l a v u l a r i s HafscÄ. Spijkervormige M.
Schijf of knolletje behaard..................................................15
15 Hoed 4—7 m.M. breed, eenigszins behaard, gestreept,
wit, blauw- of grijsachtig; steel 2^/^ — Q c.M. hoog, uit
een vliezig, gestreept cirkelrond schÿfje entspringend.
Tusschen rottende bladeren, stengels enz. Najaar tot
‘4