
Fig. 20. Exobasidium Vaccinii Fwc/i-.
a. een takje door de zwam aangetast ;
b. een blaadje eveneens aangetast; c.
een gedeelte van het hymenium (a, en
b. 34 nat. gr.)
geven, van met gal-
len bedekt te zijn.
De eenige in ons land
waargenomen soort
i s : E x o b a s i d i u m
V a c c i n i i (fig. 20),
die zieh op de sten-
gels en bladeren der
roode boschbes, (V a c-
c i n u m V i t u s i-
d a e a), ontwikkelt.
De korstzwammen
die den hoedvorm
nabü komen, zijn
die welke to t het
geslacht C r a t e r e 1-
l u s behooren, en enkele T h e 1 e p h o r a-soorten; maar
het kiemvlies is slechts geribd, en vertoont geen bestem-
den vorm, zooals de plaatjes, buisjes of verhevenheden
der voorgaande familien. Het geslacht Cor t i c i um, dat in
ons land vele vertegenwoordigers telt, waarvan een groot
aantal met fraaie, levendige kleuren prijken, heeft een horizontaal
uitgespreid lederachtig, vleezig of kurkachtig vruchtlichaam,
dat zieh korstvormig over het lichaam, meestal
hout, doode takjes, enz., waarop het woekert, uitstrekt.
Tot de mooist gekleurde, welke in ons land voorkomen,
behooren C o r t i c i u m co er u l e um enC, r o s e um,
waarvan de eerste donkerblauwe, de laatste rozeroode
korsten vormt, welke zieh op de afgevallen takken van
verscheidene boomsoorten ontwikkelen. Het geslacht S t e-
r e u m is aan C o r t i c i u m nauw verwant, maar het
vormt dikkere korsten, die aan den rand van de onderlaag
loslaten, om zieh daarna horizontaal, in den vorm van
halfcirkelvormige hoedjes, die dakpansgewijze over elkander
liggen, uit te spreiden. Het kiemvlies bevindt zieh
aan de ondervlakte der hoedjes. Een der meest alge-
,1
I -
meene Stereum-soorten, is S t e r e u m h i r s u t u m, die
het geheele jaar door op oude stammen en boomstronken
groeit. De zwam bestaat uit meerdere, op de bovenvlakte
behaarde, grijsgeel, of wit-grijsachtig gestreopte hoedjes,
die dakpansgewijze over elkander geplaatst en aan den
omtrek gewoonlijk oranjeachtig geel zijn. S t e r e u m
s a n g u i n o l e n t u m en St. rügo-
s um vertoonen beide de eigenschap,
wanneer zÿ in versehen staat verwond
worden, een bloedroode kleur aan te
nemen. Van de overige geslachten
der Thelephoraceeën noemen wij alleen
nog C y p h e l l a (fig. 21) met uiterst
sierlijke, beker- of napvormige, meest
kleine vruchtlichaampjes. Vooral C y-
p h e 11 a amp i a , die veel op doode
takken van verschillende onzer po-
pel soorten groeit, is zeer fraai. Zij
Fig. 21.
digitalis
Schwein.
vrucbtlicbamen.
nat. gr.)
jbella
Aib. et
Meerdere
C4
vormt ong. 1 c.M. breede bekertjes, die aan debuitenzijde
witviltig en aan de binnenvlakte, eenigszins geaderd, en
rossig-bruin van kleur zijn.
Nog eenvoudiger dan bij de vorige familie is de bouw van
het vruchtlichaam der Cl a v a r i a c e e ë n ofKn o t s zwamm
e n, welke de vijfde familie der
Hymenomyceten uitmaken. Het
hymenium bedekt hier geheel het
voorste ofhoogste gedeelte vanhet
vruchtlichaam. Het belangrijkste
geslacht der knotszwammen
is C l a v a r i a (fig. 22),waarvan
de meeste soorten tusschen mos
of gras te vinden zÿn. Het
vruchtlichaam van C l a v a r i a
is vleezig en vertoont dikwijls
Fig. 22. Clavaria cinerea ä«“ ''°™ ™ onverdeelde
Bull. (34 nat. gr.) knots; in andere gevallen ver-
I