g e g r o e f d , met groeven voorzien.
g e h a l v e e r d , onvolledig, slechts voor de helft ontwikkeld.
g e l e i a c h t i g , van zelfstandigheid als gelei.
g e l o b d , door insnÿdingen in lobben verdeeld.
g e n a v e l d , met een kuiltje of navel,
g e r i b d , aan de oppervlakte met verheven ribben of
lÿsten.
g e s 1 e u f d, met sleuven voorzien.
g e s t i p p e l d , met zeer kleine stipjes of gaatjes geteekend.
g e s t r e e p t , min of meer lange lÿntjes aan de oppervlakte.
g e s p l e t e n , met diepe, langwerpige insnÿdingen.
g e t a n d , met tandjes uitgesneden.
g e t e p e 1 d, met een kleine, stompe, kegelvormige verhevenheid.
g e v o o r d , met voren voorzien.
g e v u l d , inwendig niet hol.
g e w i m p e r d , met naar buiten uitstekende haren.
g o l v e n d , (zie gegolfd).
g o r d e l , een kring welke in kleur met het overige gedeelte
der oppervlakte verschilt.
h a r i g , met haren bezet.
h y g r o p h a a n , doorschÿnend, of als water, in vochtigen
toestand, en in drogen staat ondoorschijnend.
i s a b e l k l e u r i g , licht bruin geelgrÿs.
ka a l , onbehaard.
k l e i k l e u r i g , van kleur als klei of leem.
k l e v e r i g , met een kleverige zelfstandigheid bedekt.
k n o t s v o r m i g , naar den top dikker en stomp,
k o r r e l i g , met korreltjes bezet.
k r o e z i g , sterk gekruld, ongelÿk met golvende lÿnen.
m i d d e n s t a n d i g , in ’t midden geplaatst.
n a a k t , zonder aanhangsels, onbedekt.
n e e r g e d r u k t , als door drukking afgeplat of min of
meer ingedrukt.
n e t v o r m i g ge a de r d of ge t e ekend, met aderen of
lÿnen welke als in een net samenkomen.
o m b e r b r u i n , donkerbruin.
papi l , kleine kegelvormige verhevenheid.
p ÿ p a c h t i g , hol gelÿk een pÿp.
r ib, verheven lÿst of lÿn.
s c h u b b i g , met schubben of schubbetjes bezet.
s c l e r o t i u m , een lichaampje, meestal hard en donker
van kleur, en uit rüstende myceliumdraden saamgesteld.
s l u i e r , dun, vluchtig weefsel, hetwelk een zwam in
den beginne omgeeft.
s n e d e , h et vrÿe gedeelte, de rand der plaatjes.
s p a t e l v o r m i g , aan den top verbreed en afgerond.
s t omp , scherp noch puntig, afgerond.
s t r a l i g , van uit het middelpunt naar den rand toe-
loopend.
t e p e l , kleine, stompe kegelvormige verhevenheid.
t r i l l e n d , bevend als gelei.
V e r g a n k e 1 ij k, van korten duur, spoedig verdwÿnend.
v e r g r o e i d , (plaatjes), door plooien verbonden.
v e r v l o e i e n d , bij rÿpheid vloeibaar werdend,
v e z e l i g , met vezels of vezeltjes bedekt, of van vezelige
samenstelling.
v i l t i g , dicht met korte haren voorzien.
v l o k k i g , met vlokken bezet.
wo l l i g , met vele losse, kroeze haren bezet.
w r a t t i g , met wratten bedekt.
z e m e l a c h t i g , als met zemelen bedekt.
z i t t e n d , ongesteeld.
z o d e v o r m e n d , to t zoden vereenigd.
z ÿ d e a c h t i g , met zachte, glanzige haren bedekt, of
uiterlÿk als zÿde.
z ÿ d e s t a n d i g , van te r zÿde geplaatst.