
Hoed aanv. eivormig, danblijvend klokvormig, 2 — 472 c.M.
hoog, glad, weinig vleezig, stomp, kleverig, bleek
okerkleurig; steel stÿf, recht, wit, 2 — 5 c.M. hoog,
4 m.M. dik, onderaan gezwollen, bovenaan door de
sporen zwart gestipt; ring blÿvend, wit; plaatjes opstÿgend,
zwart-aschgrauw. Op koemest, in weilanden
enz. Eenzaam. Vrÿ algemeen.............................................
A n . s e p a r a t a Linn. Gescheiden An.
Komt ook voor met korteren, 2 — 3 c.M. hoogen, steel.
Gesl. 49. P s a th y r e lla Fr.
1 Steel recht, k a a l......................................................................2
Steel bochtig, bovenaan berijpt of meelachtig. . 5
2 Hoed onduidelÿk gestreept, hygrophaan, kegel-, of
kegel-klokvormig, kaal, loodgrijs-bruinzwart, in drogen
toestand glad en bleek, 1 — 3 c.M. breed; steel dun,
stijf, witachtig, onderaan vlokkig, 8 en meer c.M. hoog,
2 m.M. dik; plaatjes breed aangegroeid, aschgrauw-
zwartachtig, met bleek-rozeroode snede. Op vochtige
beschaduwde plekken. Met algemeen . . . .
.................................... P s. g r a c i l i s Fr. Tengere Ps.
Hoed gevoord, niet hygrophaan . . . . 3
3 Hoed met diepe, gevorkte voren, 2 72 — 3 c.M. breed,
klokvoymig, dan bol, stomp, in vochtigen staat blauwachtig,
in ’t midden donkerder en glad, in drogen toestand
geelachtig; steel wit, dan aschgrauw, 11 —16 c.M. hoog;
plaatjes aangegroeid, lÿnvormig, witachtig, dan doorde
zwarte sporen grauw. Op beschaduwde plekken. Met
algemeen . P s. i m p a t i e n s Pr. Ongedurige Ps.
Hoed diep doch niet gevorkt-gevoord . . . 4
4 Hoed weldra gevoord-gespleten, okergeel, i n ’t midden
glad en rossig, klokvormig, 2 — 3 c.M. breed; steel stÿf,
wit, 3 — 8 c.M. hoog; plaatjes aangegroeid, naar voren
versmald, bleek, dan zwart wordend. Op beschaduwde
vochtige plekken. Bÿ Arnhem aangetroffen. Oct.
. P s . h i a s c e n s Pr. Splijtende Ps.
Hoed diep gevoord, bleekbruin, vliezig, 272 c.M. hoog,
kegel-klokvormig, bijna puntig; steel onderaan verdikt
wit, pÿpachtig, 14 c.M. hoog; plaatjes bÿna vrij, zwartpurper.
Tusschen gras hij Putten aangetroffen .
. P s. a r a t a Berk. Beploegde Ps.
5 Op mest groeiende. Hoed 5 —772 m.M. breed, klokvormig
dan uitgespreid, bijna kaal, in vochtigen toestand gestreept
en okergeel-bruinachtig, in drogen staat glad en
witachtig; steel 3—4 c.M. hoog, draadvormig, wit; plaatjes
opstÿgend, zwart-aschgrauw, met witte snede. Op koemest.
Vrÿ algemeen . P s. s u b t i l l s Pr. Pijne Ps.
Op de a a r d e ......................................................................6
6 Hoed halfkogelvormig, in vochtigen toestand gestreept
en zwart-bruin, in drogen staat grÿs, glinsterend-be-
poederd, 1 — 172 c.M. breed; steel 3 —4 c.M. hoog, draadvormig,
kaal, bijna doorschÿnend, bovenaan berijpt;
plaatjes grauw-loodkleurig, door de sporen zwart gestippeld.
In weilanden en op grazige plekken. Zeldzaam.
. . P s. p r 0 n a Pr. Overhangende Ps.
Hoed niet h a l f k o g e lv o rm i g ...........................................7
7 Hoed ei- klokvormig, ong. 1 c.M. breed, aanv. wit-mee-
lig bestoven, ten laatste kaal, gevoord, witachtig of
geelachtig-aschgrauw; steel wit, aanv. zemelachtig, dan
kaal; plaatjes breed lÿnvormig, aanv. wit-aschgrauw,
ten laatste zwartachtig. Aan den voet van oude boomstammen,
op vermolmde stronken en op de aarde.
Zodevormend. Voor- to t n a j a a r ....................................
P s . d i s s e m i n a t a P. Verspreide Ps.
Hoed klokvormig, stomp, 172 — 272 c.M. breed, fijn gestreept,
in vochtigen toestand bleek-loodgrÿs, in drogen
staat bleek-rozerood of bleek-ledergeel, glinsterend bestoven;
steel slap, bovenaan zemelachtig, 5—8 c.M.
hoog, wit; plaatjes breed, buikig, witachtig, ten laatste