
Hi
gleba ontstaan en waarvan de binnenwanden het hyménium
dragen, zÿn slechts gering in aantal; bÿ rÿpheid
vervloeit alleen dat gedeelte der gleba, hetwelk ze om-
ringt, terwÿl de kamertjes zelve blijven bestaan en hunne
wanden een buitengewone hard-
heid verkrÿgen. Nadat het peridium
zieh geopend heeft, kan
men die glebakamert,jes welke
hier de naam van pe r i di ol en
dragen (flg. 29. en 30. c), in den
Fig. 29. Cyatbus stria- vorm van kleine lensvorraige
tus Willd. (nat. gr.) lichaampjes daarin zien liggen.
De peridiolen blÿven al of niet met een streng {funiculus)
(fig. 30. d), met den binnenwand van het peridium verbonden,
zÿ zÿn mèt de, door de basidiën afgesnoerde
sporen, welke eerst vrÿ worden, nadat de wanden der
kamertjes vergaan zijn, opgevuld.
Bij de geslachten C y a t h u s
en C r u c i b u 1 u m waarvan
/ ' O y a t h u s 01 1a, C y a t h u s
s t r i a t u s e n O r u c i b u l u m
v u l g a r e niet zeldzaam op dood
hout of plantenafval worden gevonden,
is het enkelvoudige
peridium aanvankelÿk aan de
buitenzijde met tamelÿk dicht
vilt bedekt, dat later geheel of
gedeeltelÿk verdwijnt. Het peri-
Fig. 30. Crucibulum vul- dium opent zieh door het openlpT
p\S‘L a ; rffZ L f, oondunvliesje epi- '
d. funiculus, (doorsnede p h r a gma of dekseltje genaamd
van het nog gesloten vrucht- go. hetwelk reeds vroeg-
hchaam 34 vergroot.)
tijdig, van het overige gedeelte
van het peridium door een veel lichtere kleur is te
onderscheiden.
Zeer merkwaardig is de wijze waarop zieh de sporen
29
van het geslacht S p h a e r o b o l u s verspreiden. Het
vruchtlichaam van S p h a e r o b o l u s s t e l l a t u s , een
soort die op dood of vermolmd hout groeit, herinnert in
vele opzichten aan dat van sommige Geaster-soorten,
inzonderheid aan Ge ä s t e r f o r n i c a t u s (Zie bl. 27). Ook
hier is het peridium dubbel, en bestaat uit een in- en een
uitwendig hulsel. Het buitenste hulsel wordt door verschillende
lagen samengesteld, de binnenste daarvan,
(collenchymlaag), bezit de -eigenschap zidi sterk te kunnen
uitzetten. Naarmate h e t vruchtlichaam zieh ontwikkelt,
neemt de collenchymlaag, in verhouding tot de andere
lagen van het buitenste peridium, zeer belangrijk in omvang
toe. Dit is oorzaak dat het uitwendig peridium aan
diens top stervormig openscheurt, doch niet to t aan de
basis, het blijft het binnenste peridium, dat intusschen
met de sporenmassa tot vervloeiing is overgegaan, in den
vorm van een bekertje omringen (flg. 81c). Door vordere
et
X
Fig 31. Spbaerobolus stellatus Tode. a. vruchtlichaampjes;
h. het nitwendig peridium is opengescheiird, het inwendig
peridium verlieft zieh daarboven en heeft de sporenmassa
reeds weggesleurd; c. het uitwendig peridium heeft zieh
geopend, maar het inwendig hnlsel heeft zieh daarboven nog
niet verheven. (a. nat. gr. b. en c. sterk vergroot.)
uitzetting van de collenchymlaag, ontstaat een spanning,
sterk genoeg om haar geheel van het peridium los te
rukken. Plotseling verlieft zij zieh in den vorm van een
halven bol (fig. 32), de slijmerige sporenmassa met zieh