VI.
A fdeel.
LXXXI,
Hoofdstuk.
Kenmeï»
leen. *
zien. Sommigen betrokken ze tot het Zèe-Ruy,
anderen tot de Mosfen; doch A r i s t o t e -
l e s hadtze reeds onder de Plantdieren geplaatst
, volgens S iT T a r D usj hoewel G e s*
nerüs meende dat z y , onder dien naam,
aan geen der Ouden bekend geweest waren.
P a l l a s oordeelt, dat zy met de Alcyoniëri
zeer naa vermaagfehapt zyn, zodanig dat, in
zeker opzigt, de Zee - Pennen daar toe gelyke
betrekking hebben zouden, als de Polypen tot
de Korallynen. Ik moet zeggen, dat dft
myn Verftand te boven gaat.* De Polypen
der Zoete Wateren, die zyn Ed. bedoelt,
hebben geen de minfte betrekking tot de Korallynen
; dan in zo verte ’er Diertjes, van
dergelyke gedaante, op en in dezelven huisvesten.
Waar blykt nu, dat Schepzels, van
dergelyke gedaante' als de Zee-Pennen, hunne
woonplaats hebben o f zig onthouden op
of in dë Alcyöniën ?
De Zee-Pennen maaken eene der wonder-
-lykfte Geflagten van Schepzelen uit. Haar Lig.
haam beftaat als uit een Pennefchaft , die
gedeeltelyk bloot is , gedeeltelyk ’t zy aan
beide zyden o f aan de eene zyde gebaard met
een foort van Vinnen o f Vinswyze geplaatfte
Polypen. Naar de Korallynen gelyken zy dus
grootelyks, doch verfchiljen van dezelven
daar in , dat zy niet geworteld zyn, en dat
de geheele Pen , met haare Punt voor ui t ,
als eep enkel leevend Dier , zigtaamelyk vlug
bebeweegt
door het Water. De woonplaats is VI. .
in de Zee. LXXXI*
Zeven Soorten fielt L i n n ^ us thans in HOOFD-
dit Geflagt , waar onder eenigen wat afwy- $TUK* •
ken'van de gedaante der gewoon e Zee - Pen. oorten*
nen , doch geene zodanig, dat die naam ’er
niet eenigermaate op toepasfelyk zou zyn.
Ci) Zee-Pen, die een Vleezige Schaft heeft, i. "
den Steel met over elkander leggende, ge-gr™™.“
. plooide, gedoomde, Vinnen. Gedoorn-
Deeze noem jk de Gedoomde Zee - Pen 9
niettegenflaandé L in k je ü s , volgens Bo-
h a d s c h , haar Penna grifea genoemd heefr.
Die Autheur heeftze , buiten twyfel, frifch
gezien, doch ik heb ’er eene gedroogd, van
de Kust van Dalmatie, welke bruin of graauw
is en hier toe behoort ook die, welke
wylen de beroemde Hoogleeraar A lb inus
onder den naam van Witte Zee-Pen af beeldde,
hebbende ’er zodanig eene, waarfchynlyk
in Liqueur, uit de Middellandfcbe Zee ontvangen
(*),
Zyn
( i ) Vmnatula Stirpe Carnofa, Rschilxvl, Pinnis imbricatis,
plicatis j fpinofis, Syst, Nat, XII. Gen. 350, E LL, Phil. Trans,
V o l . LUI. p. 429. T* 21, f. 6 — 10. Penna grifea. Bo»
HADSCH Mar, p. 109. T. 9. f. 1 — 3* Se b . Kah, III.
T . 16.. f. 8. Pennatula grifea. P a l l . Zvöph, 214, Witte,
Zee-Schaft. Lyst der Planti, hl, 4*7. * *
(* ) Penna marina alba. kinnet,' Ac ad, Life. I. C. 20. Tab»
6, fig, i , 2.
H j