VI.
A fd eel .
LXXXV.
H oofdstuk.
Infufie• Diertjes,
meer, ora -dat zig dergelyke Vertooningea
in het Stof van Schimmel en Paddeftoelen, in
Water gedaan, ja in allerley Dierlyke Vogten,
ook openbaaren.
Van deeze Schepzeltjes hebben verfcheide
Autheuren gehandeld. In Water, daar ge-
fiooten Peper in gedaan was, nam L e e uw e n-
ho ek Diertjes waar, duizend millioenmaal klei"
oer dan een Zandkorrel, die in ’c Water zwommen
(* ) . Met den Hoogleeraar M u s s ch e n *
b r o e k te onderftellen, dat deeze Diertjes
Spieren, Zenuwen, Vaten, 'ja zelfs Bloecj-
bolletjes zouden hebben, gaat wat ver. Ik
flap andere Waarneemers , welke Mikroskóo-
pifche Waarneemingen geboekftaafd hebben,
over. By L e d e r m u l oer vindt men de
aartige Vertooning van zodanige Diertjes in
Hooywater afgebeeld ( f ) . Ik vind echter,
in myne Infufie van Hooy , de Geftalte meer
eenvormig, en, fchoon ’er eenigen onder
voorkomen, die dus als Zakken of Blaasjes
zyn vol Bolletjes, zyn doch de mèeften als
enkele Bolletjes door het Vogt verfpreid ep
maaken haare byzondere beweegingen , van
zwemmen ," tuimelen en ronddraaijen. • De. figuur
is in’c algemeen Eyrpnd, of liever Ovaal:
want
(* ) Muss C H EN BR, Elcra. Phys. OStVtO. p, 16. Bi-,
gin zelen der natuurkunde. Quarto. §. 26.
' (f) Mikrvktepifehe Vcrmaakhk.heden , by de Etven van
F. Ho u t t u y n uitgegeven wordende, I. D. Pl. XLVIU.
WaM de grootften ten minde komen my,
der ’t tuimelen , zeer plat voor. Even zoda- LXXXV.
nigen vind ik in de Infufiën van, verfcheider-Hoofd-
ley Bladen , die op eenigen tyd in Water ge-ST^ ‘
ftaan hebbed. Meest bevinden zy zig in zo* Diertjes,.
danige Aftrekzels, die een rottigen Stank
uitgeeven, en dus weezentlyk rotten. Zalmen
dan wederom met de Ouden zeggen? De Verrotting
brengt leevende Schepzelen voort (*).
Inderdaad, zo de enkele beweging een vasc
Kenmerk is van een Dierlyk Leven, dan leeft
de geheele Natuur en alles is bezield. Honderd
Voorbeelden , niettemin , toonen ons, dat ’er
Leven plaats heeft zonder Beweeging: waar«
om kan ’er ook geen Beweeging zyn, zonder
Leven ? Maar de manier van beweeging fchynt
hier zeker Oogmerk te onderftellen, gelyk in
*t befchouwen van deeze Infufie - Diertjes blyk-
baar is. Sommigen fchieten ylings dwars door
het Veld van ’t Mikroskoop, en leggen in een
oogenblik een Weg a f , wel twintig , dertig
maal zo lang als haar Lighaam, dat ondertus-
fchen geheel onbekwaam fchynt te zyn , tot
zulk een vluggen voortgang! De Wonderen,
die zig iri de Levensmanier , Pluishouding en
Voortteeling der Polypen en andere Plantdieren
openbaaren, doen ons vastltellen , dat ’er oneindige
Wonderen kunnen zyn , van verfchil-
lende natuur, nog zo wel voor ons Gezigt als
voor ons Verltand verborgen. _
De
(*) zie het I. St u k van deeze N a t ,H i j h r i e iS3*
U Deel, XYIll. stuk,