VI.
Afdeel,
LXXIX,
Hoofdstuk.
met aan een gefchakelde Bloemen, en oenen
Vingeragtig gepluimden Steel heeft.
Gelyk de voorgaande Soort in grootte, zo
munt deeze in kleinte uit onder de Basterd-
Polypen. L innoeüs hadtze te vooren tot
de Korallynen betrokken, met den zelfden by-
naam. E l l i 's noemtze de allerkleinfte, en
geeft ’er Afbeeldingen van in haare veranderingen
, zeggende, dat hem onder het waar-
neemen van andere zaaken, door het Mikros-
koop, een hoopje van kleine Bolletjes voorkwam,
aan een Takje van Korallyn. Dit verr
hefte zig eensklaps, en breidde zig, onder zyn
Oog , tot eene Plant- of Boomagtige figuur
uit, met regelmaatige Takken en Steelen, aan
welken Peeragtige Blaasjes zaten. ,, Ieder
„ van deeze Blaasjes (zegthy), met zyn Po-
,, lypus daar in, fcheen onafhanglyk voor zig
,, zelf werkzaam te zyn: want, ik nam waar,
„ dat ieder zeer druk rondom fnuffelde, tot
„ het opzoeken van zyn Aas, zo ver als de
,, langte van het Steeltje toeliet. Ook ftond
„ ik zeer verbaasd, in minder dan eene Minuut
„ de geheele Troep, als met gemeene toeftem-
5, ming , op eenige waarfchouwing daar aan
i ge-
Syst. Hat, X. p. 8(6« Coralüna omnium minima« E l l i s
Corall, p. 25. N. 22, T. 13. fig ,b, B, c , C , Brachionus
ramofisfimus. PALL. Ztiph, s j . Tros.Polypus, Lyst der
Plantd, bl. 124.