VT.
Afdeel.
lxxxv.
Hoofdstuk.
De Her-
leering.
Voortteling,
bloem , waar van men Styfzel maakt? Meiï
zal niet ligt deeze Vraagen oplosfen.
De Ondervinding toont, dat deeze Schep-
zeltjes, hoe vlug ook in het Vogt, na eene
uitdrooging van verfcheide Maanden te hebben
verduurd, door bevogtiging zeer fchielyk her-
leeven. Dit hadt de Heer B a k e r waargenomen,
en het is door'LEDERMULLER bevestigd
, die zulks in Styfzel, welke twee Jaaren
was verdroogd geweest, waarnam. Hier uit
mogen wy dan befluiten , xdat deeze Schepzel-
tjes, of derzelver Eytjes, zig in het Graan
onthouden , en door de Gisting ontwikkeld
worden, zodanig dat zy een oogfehynlyk Leven
aanvangen.
Het aanmerkelyklïe , in deeze Styfzel - Aaltjes,
is derzelver manier van Voortteeling of
liever Vrugtbaarheid. Zeker Heelmeelter in
Engeland, genaamd S h e r w o o d , heeft met
den Heer N e e d h a m waargenomen, dat,
wanneer een Styfzel-Aaltje doorgefneeden
werdt , uit hetzelve verfcheide leevende Jongen
voortkwamen. B a k e r merkt aan, dat
deeze Jongen ieder begreepen zyn in een eigen
Vlies ,. waar door dezelven zig als Eijerea ver*
toonen; doch dat veelén op Itaande voet daar
uit breeken, en zig gelyk Slangetjes bewee*
gen. Honderd en meer zulke Jongen , zegt
h y , hadt men zien voortkomen uit een enkel
Aaltje L e d e r m u l l e r , zulks naderhand
met ftefker Vergrooting onderzoekende, houdt
- • ' . deeï)
E W-A R D J E R T J E S. 197
deeze Aaltjes voor Eijerleggende en Jong- VI, ^
werpende te gelyk; doch hy hadt ze nooit
meer dan zes Jongen en twintig Eijeren zien Hoofd-
uitwerpen. Het Eytje, door hem afgebeeld , *tuk.
toont aan, dat het juist een Vlies z y , ’t welk
zulk een Aaltje bevat, als waar van B a k e r
fpreekt. Waarfchynjyk zullen alle de jonge
Aaltjes vervat zyn in zulke Vliezen. Sommigen,
nam L e d e r m u l e e r waar, geeven,
by de doorfnyding , in ’t geheel geen Eytjes
noch Jongen uit; maar alleenlyk Stofjes Meel,
Daar zyn geen Oogen of Bek aan waar te
neemen. Veel min is men onderrigt aangaande
de natuurlyke manier van derzelver Eijer-
legging of Jongwerping: doch men kon de
Eijeren en Jongen reeds in het nog leevend
Aaltje befchouwen , en zy hadden altemaaJ
dubbelde Staarten,
(2) Wardïertje , dat Lilagtig eninveeler- 7T#
ley Gejlalten veranderlek is. , ® PrJthïL.
Protheus,
In Slym, dat aan de zyden van een Suiker.cx^
glas, waar in men Vifchjes, Waterflakjes en Fig. 3,
veele andere kleine Schepzeltjes, twee o f drie
Maanden in *t Leven gehouden hadt, gegroeid
was, kwam aan den Heer B a k e r zeker
Diert-
( t) Chaos gelatinofum, polymorpho - mutabile. S'ytt* Jiat,
XII, R oes. Ins. III. T. 101. f. A- T . LEDERM. Mikr,
1. D. T. 48, . - |
N 3
: I; DEEL, XVIII. STUK,
ft