VI.
Afdeei
LX XX,
Hoofdstuk.
Lang
'gearmde.
noemt haar de Bruine Polypus, doch de Kleur
alleen maakt de onderfcheiding niet. Het
is de Derde Soort van T r e m b l e y , die
de langce en dunte van derzelver Armen
in Plaat zeer fraay heeft voorgefteld; waar
uit blykt, dat zy.dezelven niet dikwils twee-
maal, gelyk het de Heer B o d d a e k t ver.
taalt, maar wel tienmaal zo lang als het Lyf
kunnen uitftrekken , zo de Heer P a l l a s
zegt. Door R o e s e l is ook deeze Polypus,
in zyne verfchillende postuuren, op twee
Plaaten afgebeeld: maar de Heer S c b a s f f e r
heeft daar over een byzonder uitvoerig Vertoog
uitgegeven.
Gedagte Pastoor, na het uitkomen van
T r e m b l e y s Werk, veele Jaaren agtereen,
omftreeks Regensburg, vrugteloos gezogt hebbende
naar Arm - Polypen, vondt deeze Soort
eindelyk, in’t voorde des jaars 1753, digtaan
de Stad menigvuldig. In andere deelen van
Europa, echter, fchynen de Groene en Geeie
o f Witte Polypen gemeener te zyn. De Heer
M a r t i s e t vondt die beiden, in de Wateren
omftreeks Leiden,menigvuldig. In Noord-
holland zyn zy aan zyn Ed. ook voorgekomen.
De Heer B o d d a e r t berigt my , dat hy de
Gemeene Polypen aan Westbroek, Agttienho-
ven en daaromftreeks , zeer veel, opule W a ter
Eppe, doch by Jutphaas zeer weinig gevonden
heeft. Van deeze lang «ge - armde
maakt zyn Ed. geen gewag.
ScHJEFFER de Arm-Polypen Afdeel."
Wateren dus gevonden hebbende, g LXXX,
in veel nieuws te ontdekken , aocn j
waarde befpeurde wel haast, d . zelf s. Lang
s r sW * — y r t ik heb al het gene, dat door hem be-
fchteeven is , en alles even zodanig, a s y
” het heeft, ten naauwkeutigtte aangetroffen .-
7vn Eerw. geeft derhalve zyne Waamee.
tóngen meer tot bevestiging dan tot^vervul-
liua: der Waarneemmgen van den Heer
t L ïT b l e y op , en toont daar mede zyne
eerlykheid en zugt tot bevordering van dekennis
der Natuurlyke Historie. ; -
De Heer S c h a c f f e r maakt in zyn Vertoog
, gelyk de Heer T r e m b l e y , eenige
Afdeelingen. In de Eerfte fpreekt hy van het
genede Geftalte, Struftuur en Beweeging der
bruine Armpolypen betreft: in de Tweede
van derzelver Voedzel of A a s , de manier
van hetzelve te vangen, m te flokken n .
D e Derde Afdeeling handelt van devzel-
vet Voortplanting. De Vierde behelst de
Proeven door hem op deeze Diertjes in t
werk gefteld. In de Vyfde, eindelyk, geeft
. hy eenige Bedenkingen op , aangaande derzei-
irwxr'Pnnior TvrooW^i dienende voornaams