190 B E $ C II R Y V I N G VAN
Arorau 7 “ ; deeZe ° » « Riddet. „ Hy ont-
H oofd. ’» houdc Z1S de wyd uitgeftrekte Veenpoe-
lxxxiv» „ Ien der Noordelyke deelen van Sweedeh
8T° * * vallende uit de Lugt dikwils op de Lighaa’-
>•> men van Menfchen en Dieren, welken ’er
>> in minder dari een oogenblik, van doordron-
„ gen worden, met eeifèfgryzelyke Pyn, die
,s fomtyds zo zwaar is , dat zy binnen een
,, Kwartier Uurs de Dood veroirzaakt. Ik
„ ben ’er z e l f , in ’t jaar 1728, teLunden,
« mede bezet geweest. Het Dier heb ik niet
j, dan uit den ruuwen gedroogd gezien. Het
», is door Sol an de r befchr^ven, en fchynt
„ in Eigenfchappen naby te komen aan de
5» Wardiertjes. Hoe het naar de Lugt opfty«
„ ge, uit welke het van ’c midden des Zomers
;> tot in de Winter neervalt, heeft niemand
,, nog verklaard*
Elders meldt L i n n ^ üs, dat deeze Helfche
Worm zig onthoudt in West- en Oost-Bo-
thnie, inzonderheid op de Kiemi. Zyn Ed.
hadt hem niet levendig gezien, maar alleenlyk .
gedroogd , als een zeer klein Vezeltje, aan
hem gezonden door den Heer E rw a s t , Pas.
toor van Kiemi; zynde dit Wormpje, onder
den Maaltyd, in een Schotteltje gevallen.
„ Het is (wordt in de Verhandeling van A-
„ v e l i m , over de Wonderen der Infekten ( * ) ,
ge-
■ (*) M ira cu la InfeBorum , fBb prxfidio L X n n m I Upfalijc
Anno i 7SzI propofita , pet G. E, A v e l i n , DaleearW
Amxtit >Acad, U lt N, 44,
de D o l l e W o r m e n . 191
„ gezegd ; ) een zeer gemeene Kwaal in Fin- VI.
,j land* niet alleen voor Menfchen,.maar 00^lxxxiv"*
., voor Lastdieren en het Vee. Onder ’t VolkHoorD-
„ van Noord-Böthnie is ’t een gemeen zeggen, s t u k .
„ dat, wanneer hunne wyd uitgeflrekte Moe-
„ rasfen door de Hitte van een heeten Zomer
„ uitgëdroogd zyn, iets door de Lugt aange-
,, voerd Wordt, hetwelk een fehrikkelyke Pyn
„ veroirzaakt, en $ op eenig edel Lighaamsdeel,
, , of in de Spys gevallen zynde, den Menfch
„ doet fterven. Hierom fnyden zy het ge»
„ kwetfte Deel, wanneer de plaats zulks toe*
„ laat , aanftonds met een Mesje af. Iemand
„ wierdt , na eenige Dagen Pyn géleeden te
, , hebben , in fommige Lighaamsdeelen een
„ bruïnagtige Stip gewaar, om welke te-ge-
,, neezen veel dingen vrugteloos gebruikt wer-
,, den , tot dat ’er jonge Kaas o f gedreinde
„ Melk opgelégd werdt , waar door de Pyn
,, bedaarde , en een Wormpje van een zesde
„ Duims lang, uit het Lighaam van den Pa-
,, tient gekróopen, in de Kaas werdt waarge-
, , nomen. Men heeft hier uit begonnen te
,, denken , dat dezelve voor deezen Worm
„ 'een zeer aangenaam Voedzel ware, en daar-
J9 om gebruiken de Finlanders federt daar
.. tesen dat Geneesmiddel.”
’t Is hier uit blykbaar, dat de Historie
van deezen Worm geen- Verdigtzel z y , en
mooglyk heeft in de Heete Landen ook wel
jets
u De el , XVIII» Stuk,