gemeld is , duidelyker en onbewimpeld deeden
lpreeken. Ik zag hoe onbelchroomd eenigen daar
in omtrent anderen, hoewel veel hooger geplaatst
en aanzienlyker dan z y , te werk gingen. Ik zag
hoe hard de groote L innaeus door eenigen ,
zelfs van zyne Discipelen, werdt aangetast: gelyk
ik dit elders verhaald heb. Ik zag hoe die Ridder
, wegens een inbeeldige Dertiende Uitgaa-
ve van zyn Samenftel der Natuur, ( ft welk hy
niet dan tot verbetering hervormt,) als ’t ware
van Gewinzugt werdt befchuldigd. Dit alles bragt
my byna in verwarring, wat ik befcheidenheid of
lieufchheid noemen mogt.
Gedagte Heer B o d d a e r t , ondertusfchen, is
uit een overmaat van befcheidenheid daar toe gekomen,
van deeze myne Natuurlyke Historie, als
’t ware, te willen ondermynen. Met den aanvang
deezes Jaars werdt van hem het Eerde Stuk uitgegeven
van een Werk , dat den tytel voert vam
Kort Begrip van het Samenfiel der Natuur van
den Ridder C. L i nn^ üs, met zeer veele Soorten
vermeerderd, Octavo. Hier in maakt zyn Ed.
ook tevens van deeze myne Natuurlyke Historie
gewag, „ als een W e rk , waar op zyn Ed. veele
„ Aanmerkingen zou kunnen maaken, en waar in
„ verfcheide Hukken elkander vlak. tegenfpreeken :
„ klaagende tevens over de mheufche behandeling
„ hem
„ hem in het X IV .D e e l, opmeer dan ééne plaats,
„ aangedaan ; doch zig daar mede vertrooftende,
„ dat zyn Ed. daar in met de Heeren L i n n je ü s ,
„ P a l l a s , v a n P h e l s u m , M a r t i n e t ,
„ B a s t e r ,^hi verfcheide anderen, gelyk ftaa.
„ [ Solamen est miferis focios habuisfe maldrum/}
„ De- uitgeftrektheid van het Werk zou my niet
„ toegelaten hebben, om overal dat Oordeel
„ te gebruiken , ’t welk ’er noodig was in zulk
„ eene Onderneeming, Het was een Werk van
„ grooten arbeid, maar ik volgde alleen L i n-
„ Ni Eus , zonder veele Soorten daar by te voe-
, , gen, welken ik by B ü,f f o n en andere Autheu-
„ ren, o f óokin de Amfterdamfche; Kabinetten der
„ Liefhebberen , had kunnen vinden: meldende
„ voorts, dat dit Werk thans hetgeheele Dieren-
„ Ryk in 16 Deelen, in groot Oétavo, bevatten
„ z o u ’. Zie de Voorrede, bladz. X C I I , XCIIL
Moet men zig niet verwonderen dat een Man,
die zo veel werks maakt van de Natuurlyke Histor
ie , thans tot Lid van de Hollandfche Maatfchap.
py der Weetenfchappen aangenomen , ten opzigt
van .dit laatfte zo onnauwkeurig is. Ik heb alle
de uitgegevene Boekdeelen S t u k k e n genoemd
van het I. D e e l , en daar van bevatten de 16
eerften alleenlyk de Dieren tot aan de Zoöphyta
* * a toe ,