XVIII B E R I G T
m u.l
to e , die in het XVII en XVIII. Stuk befchreeven
worden. De Heer B o d d a e r t fluit dezelven ze-
kerlyk niet van de Dieren uit: zo dat het een groo-
te misflagis, te fchryven, dat de gezegde 16 bet
geheele Ryk der Dieren bevatten.
Dat. zyne Geleerdheid veel Aanmerkingen zoude
kunnen maaken op dit W e rk , waar aan ik reeds
over de twaalf Jaaren gearbeid heb (_*), is zo min
te verwonderen als dat ’er zaaken in voorkomen,
die tegen malkander ilryden. Gelyk dit in een
Werk van zulk een omilag naauwlyks te vermyden
i s , zo heb ik het ook verfcheide maaien met opzet
gedaan, ten einde de verfchiliende Denkbeelden
, Waarneemingen ‘o f Ondervindingen, der
Geleerden, aan de Wereld bloot te leggen. Het
kan ook door onoplettendheid wel eens gebeurd
zyn. Bonus nonnunquam dormitat Homerus. B y ,
den eerden aanvang reeds, en vervolgens, heb
ik' de Liefhebbers verzogt, my hunne Aanmerkingen
mede te deelen , ter verbetering en vol-
maaking van dit Werk. Indien de Almagtige my
het Leven gunt en ik gelegenheid zal hebben, dan
wil ik in ’t vervolg myn eigen Aanmerkingen en
vervullingen uitgeeven in een S t u k , het welke
te-
(* ; Het is niet in’t Jaar 1757 5 gelyk zyn Ed.fchry f t ,
maar in ’t jaar 1761 begonnen uitgegeven te worden.
I
tevens veele nieuwe Soorten en Afbeeldingen zal
behelzen: doch, 'out 'er die alle by te voegen, welke
in bet Samenflel van L i n n /e u s niet gevonden
worden , gelyk de gedagce Heer , bladz. X C I I I ,
XCIV. betuigt voorgenomen te hebben : daar toe
geloof ik zal zo wel ons Oordeel als Vermogen
te kort fchieten.
Op ’ t end van pag. LXIX. begint zyn Ed. mee-
fterlyk te redeneeren over de Delffloffen. De Sal-
■ peter, zegt hy, geeft den oirfprong aan het "Land
en het Zee-zand is een voornaam beginzel van de
Kley: terwyl de Natrum door flolling Kalk maakt,
enz. Ik twyfel n ie t , o f zyn Ed, zal, in zyne Ver-
toogen aan de Hollandfche Maatfchappy beloofd,
o f in zyne Commentariën op G e s n e ru s de Pe-
trificatis, die thans waarfchynlyk in de Geboorte
zitten , deeze Stellingen [nader ophelderen , en
toonen , dat het geene tegenjlrydigheid influic,
wanneer hy op de volgende bladzyden L X X en
LXXL den oirfprong van de Kalk 2. afleidt van
rottende Dieren, 3. zeg t, de Kley geeft Kalk en 4.
z e g t, de Kalk is een Dierlyke Aarde. Maar, ik
zie dat alles aan, voor een verward en ongelukkig
vertaald Uittrekzel van de Inleiding ■ van
LiNNiEUS over de Delffloffen , als het derde
Ryk der Natuur?