i i l f l l
f t
1 1 1 1 1
■ hfi
VI. nelyk Zaadvogt deedt, ontdekte hem, dat de
^^.EEL'zogenaamdb Diertjes, daar in vervat, volko-
H oofd- men met die van de Infufiën der Plantgewas-
stuk. fen overeenkomftig waren. Hy fielt de Vers
Di”rtfe‘ ‘ toon*n8 door ’t Mikroskoop voor, als by
a£* Letter B , in Fig. 4 , op onze CXLIII. Plaat,
cxun. Hier verfchynen , in ’t Veld van ’t Mikros-
£*s' 4’ koop', verfcheide Takkige Vezelen, die Diertjes
uitgeeven , welke dus naar Besfen met
Steeltjes gelyken. Een deezer Vezelen is
overlangs verdeeld , en maakt als twee Boo*
gen , onder en boven famengevoegd , welke
een 4angen poos , door onophoudelyke Dril-
lingen, naderden aan en afweeken van de geflipte
Lyn, die in ’t midden daar tusfchen getrokken
i s , tot dat zy eindelyk in Bolletjes
ontbonden werden. Daar nevens ziet men
zodanig een Diertje, met een zeer lange
Staart, welks Lighaam uit drie Bolletjesfchynt
famengefteld te zyn: eene byzonderheid, wel.
ke L e e u w e n h o e k opgegeven heeft als
een onderfcheidend Kenmerk van een byzon*
dere Soort van Zaaddiertjes * ; daar het doch
maar een Toeval is , hun allen gemeen, wanneer
zy hun Lighaam uitrekken , om zig los
te maaken van de aanhechting, welke door
de lange Vezelen , die zy agter zig fleepen,
hun geboeid hieldt.
* Ani
jnaux
Sper mat i*
yveu
waamee- Deeze Groeijende Kragt, gelyk zyn Ed de-
Kfufiepzelve noemt, kwam hem vervolgens blykbaarv
m Koorn. der
der vo o r , in de Plantaartige Infufiën. Ge- VI.
dampt Koorn, eenige Dagen, (tfen, vyftienTA™®EI"
o f twintig , naar t Saizoen,) in Water ge-HooFD-
liaan hebbende , nam hy daar in een menigtes™»
van Vezelen waar, die uit een Klomp voort-
kwamen, zynde altemaal Dierplanten , uitzwellende
door eene kragt, welke gehuisvest
was in ieder Vezel. Zy bevonden zig in ver-
fchillende ftaat; alzo fommigen naar Halskettingen
van Paarlen geleeken, anderen aan het
end een Knop hadden, gelyk de Lifchdodden,
o f gelyk de Kop van een Dyebeen. In afge-
fcheiden brokjes van deeze Vezelen nam hy
eene Wormswyze beweeging waar, ’ t welk
hem tot verzekering ftrekte, dat deeze Vezelen
weezentlyk Dierplanten waren. Volgens
zyn denkbeeld zyn die witte Vezelen van de
Verzengde Tarw , welken Aaltjes uitleveren ,
van eene zelfde natuur : zo wel als de zelf-
flandigheid , welke door de Bolletjes van het
Stuifmeel der Bloemen, als ’dezelven barden
> uitgeworpen wordt. Inderdaad , ’ t is
zeker, dat in beiden de Vogtigheid haaren rol
lpeelt: hoewel veel fchielyker in deeze dan ia
genen. Niets gelykt, zegt hy, meer naar de
gedagte Vezelen dau de Schimmeldraadjes ,
die enkel uit eene Groeijing van Dierlyke o f
Plantaartige Stoffen ontdaan , doch, door de
Lugt belet, zig niet verheffen tot eenen
Dierlyken aart.
Ze- I, Dsu» XYIII. Stuk;