VI.
A fdeel,
LXXX.
H oofds
tu k .
Lang
gearmde.
Het in»
zwelgen.
gelyke Knopjes niet vertoont, zo weet men,
dat de Diertjes niet altoos aan ’t End, maar
fomtyds ook elders aan de Armen hangen bly-
ven, Kfooglyk is het, derhalve, .een aankleo-
Ving, door middel van eenig Slymerig Vogt,
*t welk de Armen kunnen uitgeeven, die zig dan
verder om het Aas ftrepgelen, en 'het naar
den Mond brengen (*). Indjen de Polypus bevindt,
dat hem de Worm dus te fterk is, za
neemt hy andere Armen te hulp , en opwindt
het Schepzel daar mede zodanig , dat het zig
niet beweegen, veel minder ontfnappen kan.
„ Het is , ip dit geval, niet weinig te verwonderen,
(zegt S c h a ï f f e r ,,) hoe de
„ Polypen in ftaat zyn om Wormen, die wel
9> agt" o f tienmaal dikker dan zy zelf zyn, ge-
9» , en zonder hun eerst aan Hukken te
9, breekep , in hun L y f te brengen. Hi.er toe
„ doet, zonder twyfel, de byzondere géfteld-
f, heid van hunne Mond • opening of van der?
„ zelver Lippen, het allermeefle. Deze zyn,
„ naar alle waarfchynlykbeid , met eene fterk
„ drukkende, en tevens met eene aantrekkep-
%•> de en zuigende kragt voorzien., door welke
3> ge^
(* ) ° nze Pastaor evenwel oordeelt dit .niet waarfchynlyk,
om dat de Araien dan ook onderling aan elkander kleeven
zonden , en meent dat het veeleer van de Willekeur der
folypen r-hange, of een Worm van hunne Armen zal aan»
gehouden worden, dan niet: doch . zonder Werktuigen f>m
aap te vatten komt my dit nog veel minder begrypelyk
voor,
9, gemeenfehappelyke kragt het dan begrypelyk^VI.
, is, hoe tusfehen deeze Lippen de Worm Z0LXXX;
9 ■ wel vastgehouden , als tevens opwaards in Hoofde
„ het L y f geperst kan worden.’ ’ stuk.
- Even zo zonderling is , naar zyn Ed. aan- heij.ul^s*'
merkt, de Gulzigheid deezer Schepzelen. Zy
vergenoegen zig zelden met één Wormpje,
niettegenftaande hetzelve grooter dan hun Lig-
haam is.; maar, terwyl zy hetzelve,met eenige
Armen, naar den Mond brengen, zyn de overige
Armen geduurig in de weer, om nog meer
te vangen. Men ziet derhalve dikwils , byna
aan alle db Pooten te gelyk, Wormpjes hangen,
waarvan verfeheidene in*’t Lighaam komen
, die dan hetzelve wonderbaarlyk doen
uitzetten , gelyk de Letter p , in Fig. i ,
vertoont. Hy hadt dus, in een enkele Polypus ,
wel agt of den Watervlooijen geteld, terwyl
de Armen nog fteeds voortgingen met anderen
te vangen en aan den Mond te brengen, ’t
Schynt dat zy daar mede niet ophouden , voor
dat de Polypus zig als een Beurs fluit, niet in;
ftaat zynde meerVoedzel te ontvangen, gelyk
Letter i aanwyst.
Alle deeze werkingen, en in ’t byzonder de
fameptrekking vap den Mond, o f van den Hals,
terwyl het Lighaam yreezelyk uitgezwollen
blyft, bewyzen, dat de Polypus een weezent-
lyke Lighaams - holligheid heeft, door haare
eigene Wanden bepaald. Hoe was het moog-
lyk, indien de zelfftandigheid, als Wafch ,
E j voo?