A fdeel ** WaC on(: wikkelde en tot voörtgroeijen be*
LXXX.' ” ^waara gemaakte Korreltjes , als ik ze tot
H oofd- „ dus verre befchreeven heb, durven houden.
stuk. w Dit, nu, gegrond zynde, dan kan men deevaïZt
” ze uicSerchudde Korreltjes niet wel den
»> naam van Eytjes geeven; maar zy zouden
„ veeleer de naverwantfchap der Polypen met
„ het Ryk der Planten op nieuws bewyzen. Ja,
„ hier uit volgt eene niet onwaarfchynlyke
„ verklaaring, hoe het met deeze tweede ma*
„ nier van Voortteeling der Polypen ongevaar
,, zou kunnen toegaan.
zyngeen „ ’t Is bekend, dat een Soort van Knoflook
maat" 33 geen Zaad draagt, maar, integendeel, in
jjtogJT » zYne Zaadkoppen , een menigte van jonge
„ Bolletjes voortbrengt, uit welken dit Gewas
„ zigop even de zelfde manier als uit Zaaden,
„ o f ook uit Afzetzels, welken deeze Knof-
, , look nog bovendien ‘ in de Aarde uitgeeft,
„ laat voortplanten. Wy vinden, verder, in
„ het Ryk der Planten eenige Gewasfen, wel-
„ ke zekere Knoppen van zig geeven , dat
„ geene Zaaden zyn a doch die in den Grond
„ vallen , groeijen en dergelyke Planten op
„ nieuws voortbrengen (*> Zouden de van de
„ Po-
(* ) Zodanig eene Plant is de Dioscorea van t i N N a u s
onder de Smilaces; het Lilium bulbojum onder de Leliën:
de D ent aria Baccifera onder de Planten met Krm'swyze
Bloemen , en anderen meet, zelfs ook onder de Soorten
van Gras en Varen. Zie de Verband, der Ken, Stockk, Akad*
Tom. VIII. pag, zio.
„ Polypen uit- en afvallende Korreltjes niet VI.
*} eenige gelykheid met deeze Bolletjes of
j, Knoppen hebben ? Zouden deeze Korrelt- Hoofd-
„ je s , wanneer zy door het to e v lo e ije n d e stuk.
, , Voedend Sap der Polypen zo geaart zyn
„ geworden , dat zig aan haare Knobbels der-
„ gelykq jonge Korreltjes in ’t ronde aanzet-
„ ten, middelerwyl even de zelfde gefcha-
” penheid hebben als de genen, van welken
„ ik eerst boven getragt heb te bewyzen,
„ dat daar uit nieuwe Jongen aan de Polypen-
„ Moer ontftaan kunnen P Zouden deeze Kor*»
„ rekjes, zeg ik , niet uit zig zelf in ftaat
„ zyn , tot geheele Polypen te worden, en
„ dus de plaats van Eijeren by hun te vervul-
„ lenP Daar in heeft, myns agtens, geen an-
„ der verfchil plaats, dan dat de Jonge Po-
, , lypen van de Ouden, door de inwendige
„ holligheid des Lighaams, de Wormen en
„- andere Spyzen toegevoerd, en dezelven dus
van de Moer gevoed worden.: terwyl dee-
„ ze , in tegendeel, haare Kost zelf moeten
„ zoeken. Ten minfte legt daar niets tegen-
„ ftrydigs in , wanneer ik zulks van haar ver-
„ moede; aangezien zy alle Werktuigen heb*
„ ben, die tot haar Voedzel en Voortplanting
„ dienftig zyn. .
„ D i t eenige gevolg zal ik hier uit nog af-
„ leiden. My dunkt, dat het menigmaal eene
A noodwendigheid voor de Polypen moet zyn ,
„ zig zelf om te keeren, en wel of om de van
„ haar
I, Desl. xvni. stuk.