VI. thans, hadt hyze door Konst niet kunnen
.Afdeel.
LXXX. brenSen‘
Hoofd. ,» De Kleur deezer Polypen (zegt Scelefper)
stuk. j} is geheel onbeftendig , en men kan naauw*
Kleut' „ lyks met zekerheid zeggen, welke hun nart
tuurlyk en eigen zy. Wanneer men uit een
„ Greppel veelen te gelyk neemt, dan z il
„ men bevinden ,. dat eenigen meer, anderen
„ minder, rood, geel, bruin, groen, ja zwart
„ en van andere Kleuren zyn , en dat altoos
„ de eene meer doorfchynende is dan de ande-
„ re. Men zal verder gewaar worden, hoe de
,, zelfde Polypus verfcheiderley Kleuren ag-
,, tereen aanneemt, zynde het ééneUur rood,
„ het andere Uur wederom anders. Ja men
, , zal Polypen aan treffen, die als ’t ware uit
„ veelerley Kleuren famengefteld zyn, en zig
,, bont vertoonen. Deeze verandering ont-
,, ftaatr ten deele daar van, dat zy min o f
, , meer famengetrokken z yu , ten deele van
„ de Kleur der ingezwolgene Diertjes, welke
„ door de Huid heen fchynen. Edoch, wan-
„ neer ik derzelver gewopnlykfte Kleur moest
, , opgeeven, dan zou ik my voor de bruin*
„ roode o f donker bruine verklaaren” .
Lighsams. *t Is zeker, dat de Pastoor hier van deLang-
ö §e ' armde Spreekt , onder welken hy ook
groene, van de voorgaande Soort verfchillen-
lende, waargenomen hadt. R oes e l bevondc
even ’t zelfde in de lang- gearmde omftreeks
NeuÖ
ït P O L Ï P E S , 67
Neuremburg, weshalve’hy dezelven ook door VT.
de figuur der Armen onderfcheidt, noemen
de die Hoornvormig, doch dit is mindér ei-hoofd-
gen: want de Armen gelyken alleenlyk in eenV***»
famengetrokken ftaat naar Hoornen, en moog-
lyk niet meer dan in de "andere Polypen. D e S
üitgeftrekte Armen komen eerder als Draaden
voor: gelyk dit niet alleen by Letter {, inFig.
1 ; maar ook zeer duidelyk blykt in Fig. 3 ,
welke de Lighaams-Geftalte van deeze Polypus,
by fterke Vergrooting, voordek. %
De Polypus beftaat uit een Kop a , een Lig-
haam b, een Staart c , én de Armen e e. De
Kop is het bovenfte ronde deel, dat zig in fom-
migen als ftomp en geknot vertoont, in anderen
als een Knopje, en in fommigen, gelyk
alhier, Kegelvormig uitpuilt. In dit laatfte
geval ziet men weinig van den Mond, die dan
flegts naar een Klöofje of Naadje gelykt; doch
hoe meer de Kop ingetrokken wordt, hoe meer
zig de Mond, uit twee Lippen beftaande, open*
baart: ja , als de Kop geheel ftomp en plat is,
dan wordt men in ’t midden een ronde, aan
den rand hoekige Opening gewaar, door welke
men eenigermaate in het L y f van den Polypus
kan inzien.
,, Het valt zeer ligt (zegt S ch .® ff e r ) Hotte des
„ zig te overtuigen, dat het L y f deezer Arm-LlsllMins'
,, Polypen hol , en naar eene egaal doorboor-
„ de Pyp gelykende zy. Men kan dit , by
,, helder Daglicht, ook met de bloote Oogen,
K a ,, doch
I; Deel. XVIXI. Stuk.