Afdee ** teD re^C bevonden had, overtuigd bebbén$
LXXxT5’ dat de JonSe Polypus zekerlyk uit het L y f
H oofd- » van de Moer, gelyk een Spruit of Takje
stuk» ,y uit den Stam van een Boom, uitgedreeven
gearmde. ” worde en te voorfchyn kome. En, wanneer
,j iemand nog daar aan twyfelen wi lde, dien
7i zou niet beter te raaden zyn , dan dat hy
„ zelf de gedagte Proeven nadeed, en vervol-
„ gens vonnis itreek , volgens het gene zyn
,, Oogen zelf hadden gezien»
De.Eïjet- „ Is nu deeze Stelling zeker , dan heeft
txfyteï- jj meQ * ten minfte in dit flag van Voortplan-
„ tingy noch naar Ei j er en, noch naar een by-
's> zonder Geflagt in de Polypen, om te zien»
„ Zy zyn zodanig gefchapen , dat zy niet al-
„ toos Eijereü , en tweederley Sexe in 't ge-
,, heel niet, tot haare Voortplanting behoe-
ven. Dit ftrydt, wel is waar, met de oudö
„ Stelling, dat alles uit een Ey , en door ver-
„ menging van verfchillende Sexen , zynen
,, oirfprong heeft: doch wat kan het de Natuur
5, helpen , dat men by aanneeming en grond-
„ vesting van eene willekeurige Stelling haat
„ niet geraadpleegd heeft. Genoeg is ’tdat
„ zy ons, gelyk in de Plantluizen het eene(*_),
„ zo in de Polypen het tweede Voorbeeld
m geeft 5 dat zy in Haat is om het Onderhoud
„ en de Voortteeling haarer Schepzelen, ook
„ zoo-
(*) Zie daar over omftandig, het X» STUK deczcr Né*
tuurlykf Historie, bladz, 385, enz.
„ zonder Eijeren en zonder eene verfchillend- Vï. ^
heid van Sexe, te bewerkftelligen. LXXX^
„ Gedagte Voortteeling door Uitbotting of Hoofd-
„ Uitfpruiting fehynt echter, eigentlyk ge-STUK*
5, fproken , in deeze Polypen de eenigfte n i e t Vry™1-“
„ zyn» D e Heer T r e m b l é y verzekert, deeiing,
„ hoe hy verfcheide maaien waargenomen
„ heeft, dat zig de Polypen vrywillig in één,
„ twee, drie en meer Stukken, verdeeld heb-
„ ben, en dat uit deeze Stukken insgelyks we#
„ dér geheel nieuwe Polypen zyn gefprooten.
,, Hy erkent ook tevens , dat onder de groote
„ menigte van Polypen , welken hy waarge*
„ nomen hadt, zulke eigenwillige vergrui-
j, zing hem niet meer dan twaalfmaal is voor-
„ gekomen en twyfelt derhalve met reden, o f
„ men die als eene 'regelmaatige en gewoonly-
,, ke manier van Voortteeling kan aanmerken:
» veeleer vermoedt h y , dat dezelve tot de
„ zeldzaame en ongewoone moet worden t’huis •
„ gebragt. Öok kan ik niet ontkennen, dat
„ het my wat moeielyk valt te gelooven $ dat •
, , de Polypen zig zelf verdeden zouden” :
want , fchoon menigmaal (tukken en brokken
van Polypen gevonden hebbende, meent
zyn Eerw. doch, dat zulks eer aan eene vreemde
en toevallige oirzaak toe te fchryven z y :
te meer , om dat hy dikwils gekwetfte Polypen
hadt aangetroffen, wier Wonden, in plaats
van verder te gaan , als zy in een Glaasje op
zjg zelf gedaan waren, weder tot heeling kwa-
3? men.