I I
l'g fij, :
II
IH
I t
g ff
bewyst , zegt zyn Eerw., in de eerde
IsMSw ' III I ■ ,!!
V I . i ) j t
JiFDEKL. . j i ~ r . * '
LXXX. Plaats» dat haar Lighaam hol is , gelyk een
H oofd- Zak, Kous o f Beurs; ten anderen, dat haare
STUK.
Lang
gearmde.
in en uitwendige Oppervlakte van eene zelf*
de gefchapenheid moet zyn. Anders zouden
z y , dus omgekeerd, de Spys niet kunnen ver-
teeren en voortteelen. De Korreltjes, waar
uit de Wanden van haar Lighaam beftaan,
verbeeldt hy zig zo veele Zuigertjes en Maa-
gen te zyn , van welken het Voedzel ingeno-
* z ie men wordt *. Ook fchynen dezelven het Werk*
biadz,68.tu;g £ezyn van haare Voortteeling, zo op de
manier der Planten als der Dieren. Het eer-
Ite is , gelyk wy gezien hébben , ontwyfeL
baar beweezen. Het andere zou door middel,
van Eijertjes moeten gefchieden, en, dewyl
fommigen die Stofjes , welken een Polypus,
by ’è omkeeren, als by Letter q en ƒ , uit-
fchudt, voor zodanige Eijertjes houden mog-
ten , zo brengt de Pastoor hier tegen zyne
Bedenkingen ter baan, als volgt,
lïeuifge. „ Ik heb reeds boven bekend, dat ik , in
Korreltjes » mYne 20 menigvuldige Proeven, niet zo ge-
„ lukkig ben geweest, om maar het allermin-
„ fte, van dergelyke waare Eijeren, aan de
„ Armpolypen te ontdekken , offchoon zy
„ in eenige Tros-Polypen buiten tegenfpraak
„ plaats hebben. In tegendeel heb ik aldaar
„ bygebragt, dat ik zeer dikwils gezien heb,
„ hoe myne Polypen , wanneer zy zig van
v zelf omgekeerd hadden, veele, vermoede-
„ lyk
„ lyk tot uitfpruiting reeds bekwaam gemaak- A VL
,, t e , en ook wel reeds eenigermaate ontwik- LXXX.*
S’ kelde Korreltjes , van binnen uit haar L y f Boofd-
”, hadden laaten vallen. Ik wil hier niet on-STÜK*
„ derzoeken, of niet misfchien deeze K<w>J£*#
,, weitjes ook nog op andere manieren van
„ de Polypen uitgebragt wprden , en of zy
,, ook, van buiten zig affcheidende, in zeke-
,, re gevallen, aldaar als Druiftrosfen aan het
„ Lyf der Polypen hangende kunnen voorko-
„ men (*)? Genoeg is 't , dat ten minfte de
„ inwendige Korreltjes van de Polypen alleen
„ door omkeering fchynen uitgefchud en aan
het Water toevertrouwd te worden; welk
„ laatfte ik maar gezien heb. Ondertusfchen
„ is het zeker, dat ik , met het Vergrootglas,
„ tusfchen deeze Korreltjes, en die welke van
,, binnen en van buiten aan de Oppervlakte
„ der Polypen zo overvloedig zig bqvin-
„ den, geen het minfte aanmörkelyke onder-
,, fcheid heb kunnen befpeuren. Derhalve zal,
„ ik ze eens voor even zodanigen, hoewel
„ wat
(*) De Heer Ju s s i e u hadt zulks gezien, volgens de
Verhand. van de Kon, Sweedfche Ahad, der Weetenfchappen.
VIII. Band; zegt S c h .k ï f e i : doch aldaar blykt, bladz.
2i i ,dac Ju s s i e u geen de minfte zekerheid had, dat
het Eijerklompcn waren , en de Heer T k e m b l e ï , wien
de Heer R ï iUMU R geen voldoenend Berigt aangaande
deeze Waarneeming mededeelde , verbeeldt z ig , dat deeze
voorgegevene Eijeren andere uitpuilingen zyn geweest, welke
zig fbmtyds aan de Polypen bevinden.
I. Deel, XVIII. Stuk,