V I .
A fd eel .
lxxxv. H oofdstuk.
Infu/ie»
Diertjes*
Proefnee'
«lingen o]
verfcheide
Dierlyke
Stoffen.
,, Groeijing der Planten , en in zekere Ora-
,, Handigheden zelfs het Dierlyk Leven; ge-
„ lyk plaats hèefc in alle fcherpe Scheidkon-
„ Itige toebereidingen , enz. ’t zy' dezelven
,, tot het Ryk der Planten o f der Dieren
,, behooren” .
De Waarneemingen van gedagte Heeren,
p d e Buffon en N e e d ham, meest inge-
rigt zynde , om de Eigenfchappen der zo be^
rugte Diertjes in het Mannelyk Zaad te ver-
klaaren, zo hebben zy daar in een dergely-
ken trap van Exaltatio , als dit Zaadvogt tot
Verrotting doet neigen , onderfteld, en het is
blykbaar, dat ’er die in plaats heeft: doch
hoe komen dan dergelyke Diertjes ook in de
Infufiën van Plantgewasfen ? Hoe kunnen zy
zulk eenen trap van Hitte, als hier gebruikt
is , wederftaan ? Ik bdloot deeze Proefnee-
roingen na te doen , en verfcheide Dierlyke
Stoffen by der hand hebbende , nam ik daar
van vierderley, te weeten:
r. Gedroogde Pisfebedden.
a. Eenige brokken van reeds meer dan tien
Jaaren door my bewaarde Haften.
3. Eenig Gruis en brokjes van een gebroken
Zee - Appel.
4. Dergelyk Gruis van Korallynen , ook
veele jaaren oud.
Ik deed daar van een aanmerkelyke yeel-
,, heid,
heid, ieder in ’tbyzonder, in vier 9 ns*Glaas‘ AfI eel.
je s , en goot dezelven, den 10 DecemberLXXXV.
17 7a , ’s morgens, ten boorde vol met ge-HooFD-
kookt en.kookend heet Regen-Water, ko- S™K‘
mende direkt van ’t Vuur. Ik ftak deez’e
Flefchjes wel niet, gelyk de Heer W rioht,
in myn Broekzak , maar, na dat ik die op
\ oogenblik wel digt gekurkt had , zette ik
ze in een Kasje op de zyde van myn Engel-
fchen Schoorfteen , in welke gevuurd werdt,
en dus bleeven zy in dergelyke gemaatigde
Warmte. Des avonds om zes Uuren, wanneer
zy nog warm waren, onderzogt ik de Infufiën,
en bevondt de VertooniDg, in drie der-
zelven, volmaakt met die in ’c voorgemelde
Hooywater, waar van ik nog by my had
ftaan , overeenkomftig. Een Druppeltje van
het Hooywater bekeek ik eerst, om te beter
van de anderen te kunnen oordeelen, en toen
een Druppeltje genomen hebbende van de In*
fufie der Korallynen, fiond ik verbaasd, juist
even het zelfde Verfchynzel te zien ; des ik
dagt, of ik my ook vergist had In de Infufiën
der drie laatstgemelde Stoffen, niettemin,
was de Vertooning eveneens ; uitgenomen,
dat in die van Zee-Appel-gruis de beweegen-
de Deeltjes een weinig grooter fcheenen:
maar d't Gruis ftonk ook , door de Vogtig-
heid, reeds een weinig, voor dat ik het in ’t
Flefchje deed. De Stank der Infufiën was
niet van belang. In die van Pisfebedden open-
O 4 baar