VI.
Afdeel.
i x x x i v . H oofdstuk
392 B E s C H R Y V I N C V A M
iets dergelyks plaats, Iemand , die te Suriname
lang gewoond heefc, verhaalde m y ,
dat men aldaar, in ’t drooge Saizoen , des
avonds in de Lugt komende, dikwils een
fchrikkelyke Jeukt in ,’t Aangezigt krygt, die
echter fchielyk bedaart. Voor ’t overige wordt
hier ook het getuigenis bygebragt van eenen
Gothenburgfchen Doktor N a a l dwy c u , uic
de Nederlanden afkomftig , die in een Werk
over de Paarden, te Leiden uitgegeven , van
zeker Ongemak meldt, de Vyver genaamd
o f Cyclus, zynde een verderft yke Worm,
welke in de tyd van één Uurde Beesten deedt
fterven: zo dat men hem ook de Moord noemde.
Daar was geen Middel tegen, dan hem
aanftonds uit te fnyden of de plaats te fchroei-
'jen met een gloeijend Yzer (* ) . De Vyver
wordt nog heden voor een gevaarlyke Kwaal
in de Paarden gehouden, die door groote ver-
hictinge en dus ongedekt, in Mist, Regen of
Koude Wind , te blyven Haan, veroirzaakt
wordt (t)- , Evenwel kan ik niet zien, dat
zulks met den gedagten Worm eenige gemeen-
fchap heefc. Waarlèhynlyk zal dit Schepzel,
wegens zyne onbekendheid, hier t’huis ge-
bragt zyn onder de Plantdieren.
LXXXV. IIO OF D-
(* ) Ameen, Acadt als boven , pagy 322,
f t ) P. A. VAF C o d i , over d,e Ziekten, tier Paarden,
b.laiïz, 1$,
J) è WAn d i e r t j e 's * 1Ö3
LXXXV.
LXXXV. H O O F D S T U K . Hoofdstuk;
Befchryvihg van ’t Geflagt der W a r d i e r -
t j e s , mar méde het Ryk der Dieren bejloo-
ten wordt.
an het laatfte -Geflagt , in het Ryk der NaHiffc
Dieren, geeft onze Ridder den naam van
Chaos, welke van ouds een Mengelklomp heefc
betekend. De reden dier benaaming zal te
zoeken zyn in de duisterheid der Schepzeltjes,
welken zyn Ed. hier , als op den tweefpröng
van het Ryk der Dieren en der Planten, geplaatst
he e f c om tot een overgang van het
één in ’t andere te verftrekken, en dat. zy als
eene Dierlyke en Plantaartige natuur door één
gemengd vertoónen, of eene Mengelklomp fa-
menftelleri van verwarringe, zodanig, dat men
dikwils niet weet wat men ziet, én naauwlyks
tot een befluit kan komen, of het Diertjes dart
deeltjes van Plantgewasfen zyn, of zy een ei-
genaartige beweeging hebben dan niet. Ik geef
’er daaroih den naam aan van W a r d i e r t j e s;
ï De Kenmerken van dit Geflagt beftaan in Kennis*
een Vry , eenvormig , herleevend Lighaam,fcen*
zonder eenige Leden o f uitwendige Werktuigen
der Zinnen. Men moet dit laatfte evenwel zo-
danig niet opneemen , dat zy zulke Werktuigen
volftrekt niet kunnen hebben: want wy
f f wéér