5i U ë s c h r y v i n g v a n
VI. , , van de Warmte en overvloed van Voedzel;
LXXX * « Dus kan men ze§§en J ^a£ zy Zomer
Hoofö- >s meer en fpoediger dan in de Winter voort-
stuk. 3i teelen ï doch , wanneer men ze ’s Winters
Groene. „ warm houdt en het noodige Aas kan geeven,
„ dan zal het byna eveneens , met hunne
„ Voortplanting, als in de Zomer zyn.
Mis- „ Behalve de Konftige Wanfchepzels, die
"enkthe' 5> men door fnyden en opfplyteh van dee-
„ ze zo wel als van de andere Polypen vormt,
„ hebben ook Natuurlyke mismaaktheden on»
„ der dezelven plaats. Ik heb eens eene Groe-
„ ne Polypus gezien, waar aan, behalve een
5, Jong op de gewoone plaats, nog een ander,
„ geheel boven, digt by de Armen zat. In een
„ ander Polypus was ieder Arm, vanboven,
„ in een ronde Knop veranderd. Dit Schepje
zei bleef, omtrent zes Weeken lang, onbe-
,, woogen op eene zelfde plaats en in het
„ zelfde postuur ; doch toonde niettemin
5, Léven en Gevoel, als men ’t aanraakte. Ik
„ kwam het by toeval te verliezen. Voorts
„ héb ik zulk eene Polypus gezien , welke,
„ zo wel als haare Jongen, het bovenfte des
„ Lighaams benevens de Armen ontbrak, rek-
„ kende zig nogthans uit en famentrekkende.
„ Eindelyk is my ’er ook eene ter hand ge-
■ „ komen , daar het bovenfte deel gelyk een
5> Jong aan ’c Lighaam zat , en niettemin
„ was dit Wanfchepzel fpringleevende.
, „ Dit alles hebben Eyzondei» ” de Groene Polypen
„ alle de Arm-Polypen gemeen, doch thans A^ ’u
„ zullen wy agt geeven op hunne byzonder,LXx x /
„ heden. ï. De Kleur der anderen is zegrHooFD-
„ veranderlyk, en volgt gemeenlyk die derST^I£*^
„ verflondene of uitgezoogene Infekten , ja r0
„ zy worden, wanneer zy lang zonder Voed-
, , zei zyn geweest, geheel doorfchynend en
,, helder , als Glas : doch deeze Groenen is
,, de Kleur weezentlyk eigen. Zulks blykt
,, daar uit, ten deele dat de groene Kleur,
„ hun L y f mag met zulke Diertjes opgevuld
„ zyn, als het wil , altoos de overhand.be*
„ houdt; ten deele dat dezelve door uithonge-
, , ring niet verdwynt, en zelfs lang ftand
„ houdt, wanneer menze in Wyngeest, Pekel
,, o f L o o g , geworpen heeft. 2. Daar, in
„ andere Polypen, de Kleur des Lighaams zig
3, maar door een klein gedeelte der Armen uit-
5, ftrekt, gaat in deeze de Groene Kleur ten
3, ende uit, zodanig , dat by de fterke uitrek-
„ kitig der Armen nog altoos aan derzelver
„ uiterfte Punten groene Knopjes o f Korrelt-
,, jes worden aangetroffen. 3. De plaats, waar
„ in dezelven de Jongen gewoonlyk uit het
„ L y f komen, maakt een dérdebyzonderheid.
„ In ‘de anderen is dezelve omtrent op de helft
,, der langte van het Lighaam, doch in de
,, Groene veel verder naar om laag toe. Z y
3, mogen enkelde, weinige o f veele Jongen te
3, gelyk uitfehuiven , men zal die gewoonlyk
„ digt by den Voet aantreffen, 4. De manier
D 3 33 van