VI.
A fdeel.
LXXX.
H oofd*
stok.
G tzellige.
Ï I 6 B E S c II » Y V I N c V AM
„ Plant (*) , een foort van Verflindende In-
„ fekten zyn , aazende op kleiner Schepzelen.
„ Wanneer een van deeze kleine Koppen een
„ weinig gewieldraaid heeft, rust hy o f ftaat
„ Hal, en daar begint een ander; ja fomtyds
„ zult gy ’er drie of vier te gelyk zien draai-
„ jen. In ’c voorleeden jaar hebben wy van
,, deezen aart iets regelmaatigers gevonden,
„ dat een juisten Kring maakte, met de
„ Kroonen aan den Omtrek, en de dunne
„ Lighaameu, als zo veele Straalen, aan het
,, Middelpunt gevoegd. Haare beweeging is
„ altoos regt naar den Rand van den Cir-
,, kei, en nooit ter regter o f flinkerzyde, als
„ of ieder Kop zyn eigep paaien had, om op
„ te werken."
Door het laatstgemelde regelmaatjge zullen
de Koloniën van jonge Diertjes van deezen
aart moeten verltaan worden, als wanneer zy
volmaakt naar Trechterdiertjes zweemen of
eene Trompetswyze figuur hebben ; gelyk
men twee zodanige Samenleevingen by R oe.
s e l , Plaat X CIV. Fig. ? , 6, aantreft. On-
dertusfchen doen de gekroonde Koppen haar
aanmerkelyk verfchillen van de Gezellige
Knodsagtige Basterd - Polypus van dien Autheur,
welke door, onzen Ridder ook aangehaald
wordt, als beftaande wel uit dergelyke Schepzelt’
(*) Door de Plant veröaat de Heer B r a d ? het Plant-
liet van F*c» i , op deeee zelfde.Plaat j hier voorbefchrecvc»*
D E P o l y p e n . 117
zeltjes, doch zonder Haairtjes aan den Rand,
niettegenftaande het maaken van een M a a l-^ x x .'
ftroom ook aan dezelven toegefchreeven Ho'ofd-
wordt.- Dus. zouden z y , volgens de Ken-STUK*
merken, tot het voorgaande Geflagt behooren, <?««%*
indien zy niet ook ieder op zig zelf en los
door ’ t Water zweeven konden.
R oes el heeft deeze Eigenfchap, tot de
Voortplanting van deeze Schepzelen betrek-
kelyk , in dezelven waargenomen. Agt gee-
vende op een tros van deeze Polypen , die
hy in zuiver Water hadt gedaan nam hy
waar, dat tusfchen dezelven zig een menigte
bevonden van de gedagte Trompetagtige Jongen
, van welken allengs eenigen zig afzonderden
, zwemmende her en derwaards
door het Water. Deeze Jongen verzamelden
z ig , even als de Byën van een nieuwe Zwerm,
by elkander aan het Steeltje van eenige
Waterplant of Kroosworteltje, en maakten
dus een nieuwe Samenleeving uit..
Men moet aanmerken., dat deeze Diertjes
altoos in Slymerig Water, en dikwils in ’t
midden van Slym, zig onthouden. Alle moeite
welke R oe s e l aanwendde, om Haairtjes
aan hunnen Mond te ontdekken, was vrug-
tdoos. Hy heeft dezelven nogthans, door
eene verbaazende Vergrooting ; wel zes- of
zevenduizend maal bóven de Natuur, voor-
gefteld. By die gelegenheid nam hy ook, zo
wel als I e d e r m ü l l e r , drie roode Stip-
H 3 pens