VI.
A fdeel
lxxxv.
H oofdstuk.
Infufil•
Dkrtjts-,
elkander afgefcheiden zyn. 3. De Zoutdeeltjes
fmelten in ’t Water, en zyn dus onzigt-
baar. 4. De Olie - deeltjes, alleen , kunnende
op zig zelf zig niet mengen met het Water,
dry ven daar in , als zigtbaare Bolletjes, en
worden door de Warmte in beweeging ge-
bragt: doch deeze Warmte maakt tevens de
Zouten fcherp; zy baart Loogagtige Zouten,
die de Oliedeeltjes aantasten en tot een Zeep
zig met dezelven mengen , waar door die in
Water fmelten , en dus ook onzigtbaar worden.
Hierom vertopnt zig in zodanige Infu-
fiën, die te lang gedaan hebben, en dus te
rottig geworden zyn , niets ter wereld- Ein*
delyk maaken die Zoutdeeltjes de Oliedeeltjes
vlug , en vliegen daar mede weg; waar
door de Stank en tevens ook de beweegende
Deeltjes geheel verdwynen.
Maar, het is ligt te begrypen, dat in allen
het zelfde niet gebeurt. Gelyk de Plantaar-
tige en Dierlyke Stoffen in Smaak en Reuk
oneindig verfchillen , zo moeten derzelver
Deeltjes ook gtootelyks verfchillende zyn.
In de Planten is de overgang tot Verrotting
langzaamer, en daarom kan men de gezegde
beweegende Deeltjes ook gereeder en langer
daar in waarneemen. Is het niet te geloo-
v en , dat zy het zyn , die de zelfftandigheid
uitmaaken van de Schimmel, welke eerst als
een Vlies op bedervende Vrugten , Bladen,
op Conferven , Confituuren, op afgekookte
Sy-
Syroopen en zelfs op Infufiën groeit : dan
vervolgens opfchietende Plantjes maakt, die Lxxxv.
uit hunne Bolletjes een byna onzigtbaar Stof Hoofd-
uitftorten ? Die is al van ouds in de Mucor STU,C*
waargenomen. De Heer M ic h e l iu s fielt, Diertjes,
onder den naam van Mucilago, een ander Gewasje
voor , *c welk als Slym aan de Stammen
der Boomen , op de Mesthoopen, en op half
verrotte Bladeren , in verfchillende geftalten
voortkomt; beftaande, wanneer het gedroogd
i s , ’t eenemaal uit zeer kleine Zaadjes, met
Draadjes aan elkander gehegt, die dan in de
Lugt verftuiven; even als de Bovist, in haare
menigvuldige Soorten , haare zelfftandigheid
als Stof uitfehiet, en het Plantje, van derge-,
lyke natuur , door hem Carpobolus genaamd ,
zyn Vrugtje, als een Bombe uit een Mortier,
met een ongelooflyk geweld uitwerpt (*).
Zouden niet, deeze en dergelyke werkingen,^
van de enkele Veerkragt afhangende, ook de*
gedagte beweegingen der zogenaamde Infu-
fie - Diertjes kunnen veroirzaaken ?
De Heer d e B u f f o n merkt deeze Ey»Denkbeeld
ronde o f Ovaale Lighaampjes, als leevendige B(J Fa“N.
Werktuiglyke Deelen * van hetVoedzel aan(f).
Hy Relt dat uit dezelven bezielde Lighaamp- vivantes
jes voortkomen, die bekwaam zyn, om andere
(*) Nova Planiarum Genera pér M i e h e l , i Wm. Flor*
S729. pag. 2U» Tab. ioi»
(-[■ ) z ie het I. s t u k deezer Natuurljkf Hijiorie, bhdz,
290, enz.
I. DKKI» XVIII. STUK,