A fdeel ^ e^ies blokjes » waar door de Plantdie«
LXXIX.reQ van deeze Soort een Draaykolk maaken ,
H oofd daar zy den Geflagtnaam van hebben , als
stuk* gezegd is.
'Dot deeze zelfde Soort worden die kleine
Waterdiertjes betrokken , welken de Sweed-
fche Kamerheer de Geer, zo beroemd door
zyne Waarneemingen op verfcheiderley Mekten,
aan de Zakdiertjes ontdekte ( * ) . Eenigen
derzelven hadden ’er zulk een menigte van op
het Lighaam , dat zy daar door wel eens zo
groot als anders zig vertoonden. Met een
Hand-Vergrootglas dezelven beziende, zou
men gezegd hebben, dat zy met een Soort van
Schim mei begroeid waren , doch door het Mi-
kroskoop openbaarde zig aan hem derzelver
weezentlyke Geftalte. Zy hadden eene Peer-
agtige figuur, van boven plat, en zaten Tros-
wyze aan ’t End van zekere Takjes, die met
een Steeltje op het Lighaam van deeze Diertjes
als geplant waren. „ Alle deeze Takjes,
„ benevens derzelver Besfen , ( zegt zyn
,, Ed ) zyn wit en doorfchynende als Water.
„ Wanneer het Mekt zwemt , volgen de
s> Twygen de beweeging des Waters, alzo
zy
(*) Niettegenftaande de naauwfceuiigheid van deezen Waai-
aeemer vindt men doch de Warer-vioo met getakte Hoornen
aldaar verward.met de Wr.ter-Luizen of Zakdiertjes van
Leeuwenhoek. Zie Stok.holms. Vtrhand op 't jaar .174.7,
jrag. W), Aantek, Vergeiyk. on? XIII, S l u K , bladz. 477,
„ zy zeer buigzaam zyn. Op zig zelf het>‘
„ ben deeze kleine Lighaampjes of Diertjes, LXXIX.'
„ welke met het bloote Oog naauwlyks zigt- Hoofdt
,, baar zyn , tweederley beweegingen. D e sTÜK»
5, eene bellaat daar in , dat zy het hovende
„ End ten deele in het Lighaam inwaards trek-
„ ken, zo dat aldaar eene Holligheid komt ge-
3, lyk een Schaaltje. Deeze beweeging gefchiedt
zeer vlug; doch hunne voorige Ge-
,, ftalte neemen zy gantfch langzaam weder
,, aan. Dit heb ik ze zeer dikwils zien ver-
„ richten. De andere beweeging beftaat daar
,, in , dat zy plotslings en met een ruk zig
„ naar het Lighaam des Infekts werpen of
„ buigen, en zig dan weder in haaren voorigen
„ Stand her (lellen ; doch hier mede gaat het
9) ook zeer langzaam toe. De eerde bewee-
#, ging vertoont zig zeer aartig, en als of een
„ menigte van kleine Hamertjes ten zelfden
9, tyde op des Infekts Lighaam floegen. Wy
„ leeren ’er uit, dat deeze Twygen weezent-
„ lyke deelen van derzelver Lighaam zyn, en
„ eigendyk aan deeze Diertjes toebehooren;
„ anders konden zy geene zodanige beweeging
„ maaken, welke (legts door middel derTak-
„ ken gefchiedt. En hier uit blykt ook , dat
„ deeze zonderlinge Takkige Ligha men wee-
„ zentlyk Dieren zyn , die een langwerpig
„ rond Lighaam hebben, het welke door een
.. Staart van verfcheiderley langte aan het
» Lig-
I, D%IU XVIIL STUK,