XII B E R I G T
fchen de Heereu L innjeüs en Pallas , komt
my geheel byzonder voor. In de eerfte plaats
had ik geene verpligting om zulks te doen, veel
min, om die Vraag te beantwoorden, Ten anderen
blykt genoegzaam , dat de laatstgemelde hier
wat onvoorzigtig fpreekt Hoe zal zyn Ed. ooit
bewyzen kunnen, dat ’er in geheel Europa, buiten
Sweeden , maar één enkele Soort is van ronde
Menfchen-Wormen ? Ik behoefde derhalve uit
ontzag voor den genoemden Ridder hec Ruk hier
niet aan den fpyker te laaten; dewyl het Vonnis
van zelve blykbaar was. Ook heb ïk L iN N .- ï'u s ,
in dergelyke gevallen, niet ontzien, en daar uit
blykt, dat men zonder reden hier eene laagheid
van Geest in ’t fpel brengt.
Uit het gene de Heer D. v a n P h. ten opzigt
van myne aanhaaling uit zyn Werk , op bl. 13 ,
verhaalt , zou ik haast opmaaken, dat zyn Ed.
van het zelfde denkbeeld als D o& or , thans Hoogle
r a a r , P a l l a s zy. Ik heb geen tyd gehad,
om zyn Ed. Werk over de Wormen, beken ik ;
noch in ’t Latyn , noch in ’t Nederduitfch , te
doorleezen , anders zou ik mooglyk uit de fchyn-
baare duifterheid daar omtrent, die ik in zyn Ed.
fchryven vond , geraakt zyn. Doch ik meene
wel duidelyk zodanigen, als op myne bladz. 49
voorv
a n d e n A U T H E U R . xi ri
voorgefteld zyn , onder de Aardwormen te heb-
ben waargenomen.
Twee voornaame Artikelen blyven nog ter beantwoording
over. Het eene betreft de drievoudige
mistastmg , welke ik oordeelde in de gezegde
Aantekening te zyn , en die ’er de Heer P h e l -
s u M niet in vinden kon. In de eerfte plaats word
ik aldaar van Onopregtheid befchuldigd, als had
ik , willens en weetens,den Worm anders in Plaat
vertoond , dan dezelve zig weezentlyk bevond.
In de tweede plaats wordt ’er op myne Rekening
gefield, ’ t gene ik woordelyk gezegd had niet te
hebben gedaan. Heb doen aftekenen z e id ik , en
zyn Ed. z e g t , heeft behaagd a f ie tekenen. Be-
halven het fchimpige dat ’er in die woorden legt,
ftrekken zy tot eene volftrekte befchuldiging van
Logentaai. Niettegenftaande dit alles , fprak ik
’er flegts van als dwaalingen en mistastingen, wier
drievoudigheid openbaar was : want behalve de
twee gemelde Zaaken kwam hier nog b y , dat die
Afbeelding , volgens zyn Ed. , in navolging van
andere Figuur en en de woorden van T y s o n , was
opgemaakt.
Het andere Artikel , waar omtrent ik my thans
nog verantwoorden za l, betreft den tytel van de
Heer M u r k , welken ik eenmaal, en wél op bladz.
38 , gebezigd had. Ik kan verzekeren, dat dit
woord