ontworpen, zy zouden zig daar omtrent in de engte
hebben gebragt gezien.
Dit artikel heeft L i n n ^e ü s dan ook Iaaten
blyven , maar de Rangen der Zoogende Dieren
zy» door hem aanmerkelyk veranderd, en, zo wel
als de volgende Afdeelingen, met nieuwe Gejlag-
ten en fo r ten vermeerderd. Dewyl ik niet twy-
felde , of dit zou nog ruim zo veel onder de Infekten
plaats hebben, zo was ik voor» rens,
derzelver befchryving naar die nieuwe Uitgaave
van zyn Samenflelte richten, en dit, gepaard met
andere Omilandigheden , veroirzaakte die draa-
lin g , waarvan in het Voorberigt van ’t Negende
Stuk door my gefproken is. Eindelyk befloot ik ,
op het aanftaan van eenige Liefhebbers, de In-
fekten flegts volgens de Tiende Uitgaave te vervolgen
, gelyk daar van dan ook reeds in ’t Jaar
1766 een Stuk uitkwam, terwyl d^Twaalfde Uit~
gaave van het Syst&ma Naturce eerst in ’t J a a ri767
te Stokholm het licht zag: te weeten het Tweede
Deel daarvan, behelzende de Klasfen der M e k ten
en Wormen. Dit kwam tny niet ter hand, voor
dat ik in de befchryving der Infekten reeds verre
gevorderd was, des ik in het Twaalfde Stuk, dat in
’t jaar 1768 is uitgegeven, eerst eenig gebruik daar
van kon maaken., en toen befloot ik , wegens de
gropte veranderingen en vermeerderingen, inzonderderheid
in de Klasfe der Wormen , die Nieuwe
Uitgaave voorts geheelenal tot een rigtfnoer der
befchryving te gebruiken.
De fterke Vertiering van dit W e rk , als gezegd
is , benevens de Mondelyke en Schriftelyke betuigingen
van eenige kundige beminnaars der Na-
tuurlyke Historie, gaf my grond om te befluiten,
dat myn arbeid het Algemeen niet onbevallig ware.
Ondermsfchen zag ik my , door de Behandeling
der Onderwerpen, daar in voorkomende, genoodzaakt
, myne Maatregelen eenigszins te veranderen.
Myn oogmerk, by de eerfte Ondenieeming,
om- bedekt te blyven , en als een onbekend Per-
foon daar aan te werken , verviel, doordien i k ,
ter beter uitvoeringe, genoodzaakt was, eenige
Kabinetten van Natuurlyke Zaaken te befchouwen
en daar uit de een en andere Stukken ter Afbeel-
dinge te verzoeken. Het namaaken van Figuuren
zelfs uit de voornaamfte Werken , gelyk uit die
van S e b a en anderen, kwam my wel haast te
gering, nutteloos en overtollig voor. Derhalve
zyn ook de Plaaten der Visfchen, der Infekten ,
zo gevleugelde als ongevleugelde , der Wormen
en Makken of Weekhuidige Dieren, der Hoorens
en-Doubletfchulpen, der Zee-Gewasfen en Plantdieren,
meeftendeels naarOrigineele Voorwerpen,
• * 5 ook