VI. N * us ia vier Soorten onderfcheiden wor-
AKDKBI. ,
i.xxxii* den‘
H oon> *
STUK.
J &K Ut
essaame
incworfn
«CS LU
%* !•
*5 H W
( i ) Lintworm, met enkelde Mondjes op zy*
de.
Deeze , die in vergelyking met de ronde
‘ Wormen breed «is, kan fmal genoemd worden,
ten opzigt van de andere Menfchelyke Lintwormen.
Ik noemze Eenzaame Lintworm,, de*
wyl L i n NjEüs ’er den bynaam aan geeft
van Solium, waarfchynlyk van ’t Franfche
Woord Ver Solitaire, dat is Eenzaame Worm,
afgeleid. A n d r y , naamelyk, die dat Woord
gebruikt heeft, beweert met kragt, dat deeze
Lintworm altoos op zig zelf alleen gevonden
wordt. P a l l a s noemtze Cucurbitina,
om dat deeze het eigentlyk is, wiens Leedjes
zig affcheidende naar Kaauwoerden-Zaad ge-
lyken.
Ik heb de Afbeelding ontleend uit de Verhandeling
die het Opfchrift van Tcenia draagt,
zynde door den Heer i) u B o 1 s te Upfal,
on-
( :) Tania Oscalls marfiealibus folkarils, Faun. Sues. p.
2244, airmen. Acad,, II. p. 74. T. I. f. I. Vermis Ckcutbi«
tino3. P l a t e r . Pra x . 993. Lutnbrieus laws. He v d.
Exp. 47. T. 47. T y s o n Acl. Angl. 11583. N. 14(1. T, 1.
& 2. fig, 2. 6 , JO, Solium. A n DR. Verm, C, 3, f, 5.
Ei t e b w . t . 202. f. 3. Taenia Articulis longioribus. II o n-
N*T, Mem. die Math. & Phys. I. p. 511. Lumluicus lams,
C o u t E T , Taenia Cucurbkina. P a l l . Zoiiph, p, 4*3,
Xaawoerde - Zaats Worm, Ly>t der Plantd. bladz, 511.
onder de Voorzitting van den Ridder L in - VI.
NaEUs, in ’t jaar 1748, verdedigd. Zy wordt Afdee* ‘
ook wel aan den Ridder zelf toegefchreeven. Hoofd-
Fig. 1. wyst zodanig een Lintworm uit een «tu k .
Hond aan, en het ftuk Letter A , waar de Eenzaame.
Vaatjes blykbaar en de Mondjes op zyde met
Sterretjes aangeweezen z y n , was uit een
Menfch, zo wel als de Leedjes B , die enkele
Kaauwoerd-Wormen affchetzen, door het Mi-
kroskoop een weinig vergroot zynde. Deeze
Afbeeldingen zyn echter, zo veel mooglyk,
naar myne Natuurlyke Voorwerpen verbeterd.
Zie hier, wat in de gezegde Verhandeling
van deeze Soort gezegd wordt.
„ Het is eene overal even breede, famenge-
9, drukte, gewrichte, geftreepte, witte Worm,
„ van vooren geknot, aan de Punt allengs
,, fpits verdunnende, en uit byna ontelbaare
„ Leedjes beftaande. Ieder Leedje is ovaal,
„ famengedrukt, met omtrent twaalf over-
,, langfe Streepen uitgegroefd, en overhoeks
„ in ’t midden doorboord. De Tip is ge-
„ kroond met een uitpuilenden Rand, een
„ weinig ingefneeden , en ieder Kwabbetje
„ naauwlyks blykbaar uitgerand hebbende.
0) De Grondfteun van ieder Leedje is geknot,
„ in ’t midden een weinig uitpuilende.
„ Deeze Worm vertoont zig, als o f hy uit
i, in elkander gedoken Kelkjes beftond, nage-
„ noeg als fommige Madreporen: aangezien
»» hy
I. Deel. XVIII, Stuk»