Vl.
A fd e e l ,
LXXX.
H oofdstu
k .
EUasat-
Het
Leven,
zeis uitmaakt, is maar een gedeelte van hef
Steeltje. Hierom zegt zyn Ed. dat, zelfs in
die allergrootften, welke de vlakke Hand be-
dekken , het Lighaampje nooit grooter valt
dan een Hennipzaadje. Hier aan hangt een
doorfchynend Blaasje, met Water gevuld,
zodanig, dat fomtyds het Lighaampje nog een
aanmerkelyken Hals heeft, fomtyds digt tegen
het Blaasje aan zit. Van hetzelve ftrekt zig
ééri Bandje in het Blaasje ui t ; niet twee,
gelyk ’er T y son waarnam', 'De Wanden zyn
ongemeen dun , van dit Blaasje, dat Melkwit
is , en met rondgaande Vezelen omringd.
Hier in wordt een duidelyk Leven waargeno*
men, gelyk zyn Ed. meldt.
De Blaasjes, naamelyk, die gehaald zyn uit Die*
ren, welken men op Baande voet gedood heeft,
ziet men binnen haarendoórfchynenden Rok zig
zeer duidelyk beweegen. Daar uit genomen ,
en in Water , inzonderheid dat laauw is, gelegd
zynde, worden zy door een geweldige
krimping aangedaan, welke de Blaasjes, met
Gordelswyze kreuken, kis tot Darmpjes maakt,
terwyl zy hyna even lang blyven o f maar weinig
langer worden. Zulk een levendig Waterblaasje,
met een fcherpe Punt of door Zuur
geprikkeld , wordt op die plaats Krampagtig
gerukt en krygt een wit Plekje, met geltraal-
de Rimpeltjes. Van zelf wordt men ’er ook,
hier en daar, dergelyke lamentrekkingen in
gewaar, dp fommige Plekken , daar het dan
êndoorfchynende is. Geheel gedaan zynde in VI.'
een Geeftig Vogt , of in Koud Water, wordt
het Berk door famentrekkingé verkleind. Dus Hoofd-
kan ook een leevend Waterblaasje zyn Hals,STUK»
wanneer het dien heeft, vernaauwen en ver- BJa**asr
wyden : altemaal blyken van Leven en een' 5
Spieragtig Geweefzeï.
Aan het Lighaampje, dat, gelyk ik gezegd De Kop,
heb, zeer klein i s , en naar een Tepeltje of
Knobbeltje, waaraan ’tgezegde Blaasje hangt,
gelykt, zit aan ’t andere End een K op , die
hetzelve door den Heer P a l l a s tot de
Lintwormen^heeft doen betrekken.' Zyn Ed:
vertoont den Kop in zulk een Schepzeltje uit
het Darmvlies van een Weer o f gefneden Ram,
enr fteltdenzelven voor, als met vier Knobbeltjes
gerepeld , en een Boffip Snuitje hebbende,
dat aan den Top flaauw uitgehold j s , en met
pmgeboogene Haakjes, die ingetrokken kunnen
worden, gekroond.
Deeze gefleldheid van den Kop gaf den Heer
LiNNAiüs aanleiding, om dit Schepzeltje
tot de Polypen ’t huis te brengen, onder den
naam van Polypus Hydatula ; ’t welk ik Blaas-
agtige Polypus vertaal, alzo zyn Ëd. het ge-
dagte Blaasje voor het Lighaam genomen heeft.
Duidelyk geeft hy* in de Kenmerken, aan deeze
Polypus een Blaasagcig Lighaam, en neemt
de gedagte vier Tepelagtige Knobbeltjes voor
Armen of Voelers ('Tentacula_). Ik moet my
hier over verwonderen, alzo hy ’er deeze
woor- •