VI.
A fd eel .
lHxxxv. oofdstuk.
Soorten.
? I.
Chaos.
redivivunt
Styfzel-
Aalrje.
wee een niet , wat in derzelver kleinheid nog
voor ons Oog verborgen legt. Onderftelt
men niet» dat fommige Diertjes Oogen hebben,
dewyl het uit hunne Werkingen blykt,
dat zy die behoeven , zonder dat men deeze
Werktuigen , zelfs met de beste Mikroskoo-
pen, kan ontdekken?
Vy f Soorten zyn in dit Geflagt opgegeven,
als volgt.
( i ) Wardiertje, dat Braadagtig is , aanbeide
Enden verdunnende.
Hier worden die Aaltjes o f Slangetjes bedoeld,
welke in zUur geworden Styfzel, in
verzengde Tarwe en in bedorven Azyn voortkomen.
De Heer Bak er heeft dezelven,
na’NEEDHAM, uitvoerig befchreeven, door
fterke Vergrooting afgebeeld, en verfcheide
Byzbndef heden daarin opgemerkt. Ik zal z e ,
dewyl zy allen van Kopra afkomftig z yn , en
derhalve ook veel overeenkomst in Geftalte
hebben, in ’t algemeen befchryven,
De gezegde Stoffen leveren deeze Diertjes
uit, die men door ’t Mikroskoop befchouwen
moet, om hunne Geftalte en Eigenfchappen
te
( i ) Chaos Filiforme utrjnque attenuatum» Syst, Nat, XII.
Gen. 354. B a k e r Huttig Gebruik van 't Mikroskoop» III»
Hoofdft. Pk X, N E E D H. Mikr, Ontd. T. V. f. 7. L E D E R.
w o n , Mikrosk, Vermaakl, I. D, Pl. 17.
té ontdekken. Volgens de Waarneemingen Vl.’
van B a k e r , waren die van de Verzengde
Tarw veel langer en dunner dan die van de H oofd-
Sty fze l, zynde ook gedeeltelyk , en die van stuk.
den Azyn byna geheel doorfchynende. In jföjfyf*
deeze laatften nam hy een zonderling Ver-
fchynzel waar, te weeten, dat hundoode Lig*
Baam als met «en Ketting van Lugtbelletjes
was opgevuld. Onder die van de Verzengde
Tarw kwamen ook doode en geborftene voor:
doch veelen, die dood fcheenen, wierden, na
dat zy eenige Uuren in Water gelegen hadden,
weder levendig. Daar is een aanmerkelyke
voorzigtigheid noodig , om de Vezelagtige
zelfftandigheid van de verzengde Graankorrels
te behandelen en te weeken, ten einde ’er deeze
Diertjes uit te bekomen; welke zig in zuur
geworden Styfzel het allervaardigst en.gemak-
kelykfte voordoen. In Zuurdeeg worden zy
ook gevonden.
Aangaande den oïrfprong van deeze Diertjes
vallen veele Bedenkingen. Zyn zy inhetKoorn
geweest, hoe kunnen zy dan die geweldige bewerkingen
, door welken het Koorn tot Meel
vergruisd wordt, hebben uitgeftaan? Zyn zy
door de Gisting gebooren; hoe komen zy dan
in de Verzengde Tarwe ; naamelyk in die
Graankorrels, welke men van buiten zwart en
van binnen met een witte Vezelagtige zelfftandigheid
gevuld vindt ? .Ontftaan zy uit bederf
in ’t Graan , hoe komen zy dan in de Meel-
N a bloem,