VL
'Afdeel,
LXXX.
H oofds
tu k .
Lang
gearmde.
DoorGiy-
ding over
dwars.
hoogte. Dus kon hy met een Vergrootglaas-
je van zeven of agt Lynen Brandpunts gevoeg-
lyk alles daar in waameemen.
Driederley manieren zyn ’er van de Poly-
pen, door Snyden of liever Knippen, te ver-
deelen. Men doet naamelyk de Sneeden overdwars,
o f in de langte, en in dit laatfte geval
fnydt men of het Schepzeltje geheel door, of
maakt ’er ilegts een fplyting in. W y zullen
thans de Gevolgen van elke manier, volgens
de Waarneemingen van S ch^ f f e r , be-
fchouwen.
Indien de Polypus ilegts in tweeën gefneedén
wordt, en de beide helften op den bodem van
het Glaasje vallen, dan wordt men daarin, in
't eerst, eenige famentrekkinggewaar, doch
dit duurt niet lang: de Stukken beginnen zig
wel dra weder uit te rekken en te beweegen.
De Sneede door het L y f gegaan zynde, openbaart
zig aan beide deden deszelfs holligheid;
doch de Staart alleenlyk afgefneeden zynde,
zo gelykt dezelve naar een Stukje van een
Kroos fteelt je , terwyl het L yf de geftalte byna
van de Polypus behoudt. Het voorfte deel,
*t zy digt by o f ver van den Kop afgefneeden,
maakt met de Armen aanftonds vry fterke be-
weegingen , en gebruikt nog , als ’t warm
Weer is, op den zelfden Dag weder Voedzel.
Het agterfte deel beweegt zig weinig, en daar
groei jen allengs Armen aan, gelyk in de jonge
Polypen. By warm Weer gefchiedt de herftel*
Helling dikwils in een Etmaal, doch als ’t ^ou<^Ap, ^
is worden ’er verfcheide Dagen toe vereifcht. lxx x^*
De Polypus mag, naamelyk, dus’ over-HoóFD-
dwars , op welke plaats men w il, verdeeld,
en ook zelfs in drie vier o f meer Hukken gefnee- gearmde,
den zyn , van ieder Huk komt altoos weder
een volflagen Dier voorts Is de Sneede in t
midden des Lighaams aangebragt, dan kiygt
het voorfte deel een nieuw Agterlyf en Staart:
het agterfte deel een nieuw Voorlyf met Kop
en Armen. Is de Staart ilegts afgefneeden ,
dan groeit daar aan een nieuw L y f , en het
voorige krygt een nieuwe Staart. De middel-
ftukken fchieten aan beide Enden uit. De Heer
T r e m b l e y heeft zelfs de proef genomen .
om Polypen overdwars veertig- en vyftigmaal
te verdeelen , en alle die vyftig ftukken zyn
weder geheele Polypen geworden. Op dat
het niemand bevreemden mogte, hoe zo kleine
Diertjes, als de Polypen zyn, in zo veele
ftukken verdeeld kunnen worden , meldt hy
tevens, op welk een manier hy zulks bewerk-
ftelligd had. Een Polypus in eenige ftukken
gefneeden hebbende, liet hy die deelen weder
wat uitgroeijen, en fneèdt ze dan op nieuws
door. Dit werdt door hem zo dikwils herhaald,
tot dat hy uit eene Polypus tot veertig
en vyftig anderen bekomen badt. ,, Ik
„"heb (zegt S c h a e f f e r ) deeze Ontlee-
„ ding zo ver niet gebragt, maar het by de
„ agtfte maal laaten berusten; dewyl ik, eens
F 3 » 20