Afdeel Zwerm teruSkeeren , en zig weder vast zet«
LXXIX, ten met ^unne Staart De manier van Voort-
Hoofd * teeling o f vermenigvuldiging hadt hy da m in
stuk. niet kunnen ontdekken ; doch hun Voedstel
oordeelde hy uit de Deeltjes van rottende
Planten te beftaan.
gjSSèa Easterd*Polypus > die erteld IS en ge*
UrceoUris, Jieeld, den Mond met Tandjes hebbende.
« D e andere Soort van Diertjes, die ik
»> aan de Water - Vlooijen gevonden heb,
» (zegt S chveffer ( * ) , ) noemt meerge!
„me lde Heer B aker Schaalige Rader diert-
»»ï es‘ Z Y zyn van hem zo omttandig be-
» fchreeven , dat ik maar van het een en an-
„ dere gewag zal maaken, De Schaal van
*> deeze Diertjes is langwerpig rond. Van
*» boven loopt dezelve in zes Punten uit ,
’» waar van twee voor, twee agter en twee
»> op zyde ftaan. Van onderen heeft dezelve
, , een vierhoekige infnyding. De Spitsjes van
„ boven, en deeze infnyding , vertoonen zig
« dan het duidelykfte, wanneer het Diertje
dood
(»*) Vortkella finale* pedunculata , Ore dentato. Sytti
Nat. XII. Ba k s b Mikroik.. p 307. T. i j . f. 7-10.
SCH/ iT r . Monogr. I7SS. T. 2. f. 7 .9 BrachionuS Cap*
fulifloms. P a l l . Zodpb. 47. Lyst der Plhnti. bladz. iU ,
(* ; Zyn Ed fpreekt hier van de regte Water - Vlooijen,
aan welken hy een Soort van Klokdiertjes, die een weinig
rstn de gewoonen verfchüden, waargenomen hadt. Zie zy.
b* Akketndl, i . Band. bladz» 272»
D E B A S T E R D * P O L Y P E N. 31
, dood is., o f zig geheel binnen de Schaal VI.
„ ingetrokken heeft. Alzo deeze Schaal on* lx x ix *
„ gemeen doorfchynende is , wordt men, als hoofd-*
„ het Diertje zonder eenige beweeging rust, stuk.
,, daar in van binnen drie* voornaame deelen
„ gewaar. Van boven zyn eenige Vliesjes ,
„ die den Mond en Hals uitmaaken. Daar
, , onder ziet men een paar donkere Lighaaipen,
„ die zig.geduurig tegen elkander beweegen,
„ en zonder twyfel het Hart zyn. Nog ver-
„ der onder /dit Hart vertoonen zig twee an-
,, dere bruine Klompjes , welken ik aanzie
,, voor de Ingewanden. Wanneer het Diert-
3, je vreeten o f zig ergens heen begeeven wil,
,, dan komt eerst boven, tusfchen de Punten,
,, een röndagtig Blaadje te voorfchyn, dat zig
„ zeer fchielyk in twee verdeelt, wier geheele
3i Omtrek bezet is met kleine Puntjes, wel«
,, ke zig als Pooten beweegen, en ’e r , door
,, de vlugheid, den fchyn aan geeven, als o f
„ het Radertjes waren, die gezwind om hun-
,, nen As rond draaiden. Tusfchen deeze
„ twee Raderaigtige Blaadjes ftaat in ’t mid«
,, den .een fyn Tongetje, *t. welk buiten twy-
„ fel de Zuiger , o f een foort van Snuitje o£-
„ een Voellpitsje is. Van onderen ziet men,
,, tot de hoekige Infnyding, de Staart uit ep>
,, iugaan, welke het Diertje, gelyk de Hon-
„ den, over alle zyden buigen, krommen en
,, beweegen kan. Het uiterfte van de Staart
j, is gefpleeten , en daar mede zet het zig
,s>, aan