VI.
Afdeel,
L.XXXI
Hoofdstuk.
Sprietag- tiglt
3JO B e s c h r y v ï n c V A N
3, de onderfte zyde (* j vry Iaatende. Men
„ neemt bovendien waar, dat zy op verfchei-
„ de ryën zeer regelmaatig gefchikt zyn. De
jj cene ry is van de andere vier Lynen af en
j, bevat vyf Voelers, die langs een fcheeve
„ Streep geplaatst zyn: terwyl ieder Voelertje
„ het vierde deel van een Lyn van het andere
„ af ftaat. Haare figuur en zelfftandigheid
„ komt met die van de eerfte foort van Pen,
3» £dat is de Roode Zee »Pen ,3 nagenoeg over»
een. Maar Lngbaam, naamelyk, is Cylin-
3s dtifch, anderhalf Duim lang en niet meer
j , dan een half Duim breed, hebbende eene
„ Lederagtige Huid. Aan deszelfs End zyn
„ agt witagtige Vezelen, die een weinig uit-
„ fteeken , met zeer kleine Beentjes gewapend.
„ Aan -c andere End, o f dén Grondfteun, is
„ ieder Voeler verknogt met de Huid van den
„ Stam. Ik zeg verknogt, om d a t, als de
„ een o f ander van den Stam afgerukt wordt,
„ een gedeelte daar van in de Huid blyft z it'
„ ten. Dit maakt die merktekens, welke in
„ onze Afbeelding om laag aan den Stam zig
„ vertoonen. Zy verfchillen daar in van die
„ der voorige Pennen , dat zy ook in het doo-
„ de en gedroogde Dier met haare volkomene
„ gedaante buiten ’t Lighaam uitpuilen, daar
» zy
(*) Het fcfaynt my denhaltre toe, dat deeze Zee.Pen na-
umrlyk dus omgekiomd is , gelyk zy ia de Afbeelding vet-
tooncl wordt.