1 ■ I I
i l l
r i
220 B e s c i i h y v i n c v a »
| i n
re Dieren VOQrc te brengen. Hy wil dat zy
i l x x x v . bet Lighaam voeden , en , by overtolligheid
H o o fd - van Voedzel, daar in verfcheiderley Wormen
H l | | s t u k . voortbrengen zouden; die doch meestal verï"*
ii' gezeld gaan met een gebrek van Voeding. Op
• * ■ ill even de zelfde manier zou die Werkzaame kevende
Stoffe door dergelyken overvloed van Voed-
11 z e i , in de Volwasfenheid , de Voortteeling
veroirzaaken. Dus worden geheel verfchillende
uitwerkingen van eene zelfde oirzaak afgei&'
WS&S&g99l leid.
»!>
p ;j J!u‘r%C nenkhcdd De Heef N e ed h am ftaat gedagten Heer
M \ h a m . wel toe , dat de zogenaamde Diertjes in ’t
mp&ïï
* sponta- Mannelyke Zaad van eigenwillige beweeging *
ontbloot zyn , doch hy twyfelt niet, o f de1
j zelve heeft plaats in fommige lnfufie - Diert- i jes. In het Aftrekzel van Koorn of Graan hadt
zyn Ed. een Mikroskoopifch Plantje waargenomen,
waar uit Diertjes voortkwamen, wel*
‘ke niet alleen zig ophielden o f voortgingen naar
1 *|fl| believen, vermydende elkander zo wel als ’ t
1 - .f.. ifmj i1 !* gene hun in de weg was, maar van welken de
f
l l laatften ook veel werk deeden om uit hun Nest,
dat eene Kegelagtige figuur hadt, te komen*
ik® y
mgl I
1.
’ t Schynt dat zyn Ed. onderhielt, dat altoos
eerst in de Infufiën iets Vezelagtigs, ’t welk
Plantaartig is, uit de Lymigheid der Vogten
p ontftaat, ’t welk verder de Diertjes uitgeeft.
M4 ï! Dus fpreekt h y , naamelyk, daar van (*),
m \ >, Ia
f i l ;
rVW'X& 't S1i f1
fe i’*’ &
^ jj |^
jlp
( Nouvdlt Otferv, Micro$copiquts, Paris 1750, pag, 305»
1 S k
DE W ARDIERTJ ES * 221
„ In ’t algemeen gaan alle deeze zelfftandig- VL
„ heden, ’t zy van Dieren of Planten, tot eeneTA” *j~
,, Veerkragtige Lilagtige Stoffe over , welke Hoofd-
„ flegts een hoop Vezelen uitmaakt; doch in STUK*
„fommigen is de Groeijing zo fterk en de
„ Takmaakingen zyn zo duidelyk , dat men
„ Gewerktuigcle Wezens * ziet voortkomen * Etm
„ uit de Enden van deeze Takken, even als0r^ é*
„ Zaaden uit hunne Huisjes. Dit Verfchyn-
„ zei is in anderen niet zo kenbaar. In de-
„ zelven fchynt de gantfche Lilagtige Klomp
„ zig op den zelfden tyd uit te zetten, dienen-
„ de als tot een Lyfmoeder , daar de Di#rtjes
„ aan alle zyden uitgaan. Dit is zo waar, en,
„ onder andere redenen, welke men van deeze
„ Verfcheidenheid zou kunnen geeven, is het
„ verfchil van Lymerigheid in eenige Stoffen
„ zo groot , dat fommigen van deeze Diert-
jj je s , gelyk die van ’t Mannelyke Zaad ,
,, Staarten fchynen te hebben even als de Don-
„ derpaddetjes, welken z y , geduurende eeni-
„ gen ty d , agter zig üeepen : anderen hou*
„ den , in verfcheide foorten van Infufiën,
„ .m e t korte Vezels aan de Klomp, en hebben
„*eene drillende beweeging f , die taamelyk t
„ lang duurt, eer zy zig geheel daar van
„ ontflaan kunnen: anderen, eindelyk, komen
„ geheel vry en vrank, zonder eenig belet-
,, zei, te voorfchyn.”
De Waarneemingen, welken de HeerNeed- waamee.
ham met den Heer de B u ff on op ’t Man*™zfad-°p
ne-vogt. I, DEEL. XVIII. STUK,