Afdeel ** ^*U*S ^raaSen* Uewyl dit Moeras een goed
T.yy y , *» half Uur van onze Stad legt, zo was, na-
Hoofd- a tuurlyker wyz e , in die zo groote Koude,
«tuk. al dat Gras en Water, in het naar huis draa-
Grme. gen, op nieuws te famen gevrooren. Als
„ ik nu dit Water, in een warm Vertrek, hadt
ft ontdooi jen en twee Dagen flaan laten, zo
„ zag ik in myn Glas alles vol groene Poly-
„ pen, die geheel frifch leefden, en zig al-
,, lengs ook voortplantten. Hoe zonderling
„ moet dan niet het maakzel en de Levens»
„ kragt van deeze Diertjes zyn?”
De Heer S c h e f f e r geeft zyn vermoeden
op , dat het mjsfchien met deeze Poly-
pen eveneens mogte gelegen zyn, als met de
voorgemelde Raderdiertjes van B ak er , en
met de Aaltjes in Verzengde Tarwe door
N e e d h am ontdekt. Hy vergelykt dezel-
ven, in deezen, by de Zaaden der Planten , en
dit zou dan tot nader bevestiging ftrekken,
dat, de Polypen Plantdieren zyn,
R oe s e l heeft veele dergelyke en andere
byzonderheden, in deeze Soort van Polypen
waargenomen, en dezelven in hunne verfchil-
lende postuuren , zeer duidelyk, op twee
Plaaten afgebeeld. Dewyl zyn Werk in ’t
•Nederduitfch vertaald en uitgegeven wordt
zo heb ik daar van weinig ontleend, De Lief!
hebbers kunnen zyne befchryving van de Ei-
genfchappen der groene Polypen met het voorgemelde
van S chaï f f e r vergelyken , of
zelf