VI. Zeker denkbeeld , om deeze Dierplanten te
A ïd e e l . kannen befchouwen zonder derzelver Groei-
H oofd- jiQ§ te ft°oren > deedc den Heer N e e d h a m
s t u k . een nieuw Verfchynzel ontdekken. Hy nam
Mikros- Tarw- of Gerstkoorntjes, en ftak dezelVen in
Eyiandje, Gaatjes, die in een dun fchyfje Kurk gemaakt
c x l iii. waren j laatende dezelven dus op *t Water
-F'g. 4» dry ven. Het Spruitje was naar boven ge-
C’ D' keerd , of met de punt van een Pennemes
zorgvuldig weg genomen, om dezelven het
uitfchieten op de gewoone manier te beletten.
Het Glas in de Zonnefchyn gezetzynde,
gaven deeze Graanen nederwaards Takfchietin-
gen als Koraalboompjes u it, en, dit onder • end
met de Worteltjes affnydende, bragt hy hetzelve
in Water onder ’t Mikroskoop, Dus
Ipreiden de Worteltjes zig uit, en vormden als
een Mikroskoopifch Eilandje , alhier by Letter
C , in Fig. 4 , vertoond: hetwelke dergelyke
KnodSagtige en geknopte Vezelen uitgaf, als
boven van gefproken is. Onder dezelven
kwamen ’er voor met Kegelagtige Knoppen,
die een menigte van kleine Deeltjes uitgaven.
De zodanigen worden Mikroskoopifcbe Plant»
* zie ïes van hem genoemd * , hoedanig een by Let-
tiadz.i2o.ter D , door fterke Vergrooting, afgebeeld is,
zo als het zyne Deeltjes uitwierp, in welken
hy eene eigenwillige beweeging, als gezegd is ,
hadt waargenomen.
veihoien Ik zal befluiten met de Aanmerking, van
Deekjet! L i n n iE u s , dat ’er nog veele leevetide Deel»
tjes
m^^m Sm Ê SSSsStm SSSSwSSSSSi^^SBSmrM
de W a r d i e r t j e s . 225
tjes * verholen zyn , dié misfchien tot dit VI.
Geflagt behooren, maar wier Ontdekking VOürf™ vEt*
de Nakomelingen moet overblyven. Zyn Ed. H oofd-
telt dus op «tu k .
Infufitm
Diertjes*
*. De hefnletïing der Üitllaande Koortfenl * Mekcuta
fl, De oirzaak der Verheffende Koortfen?
y. Het vógtige Venyn der Venus-Ziekte P
De Zaad-Wormpjes vim Leeuwenhoek?
f. De Web, die in de Bloeimaand in de Lugt
hangt ?
£ Het bederf der Gisting en Verrotting.
Munch I
maar, zegt hy,
Ik zag al het Werk Godes: dat de Men*
fche niet en kan uitvinden het Werk dat
onder de Zonne gefchiedc: om ’t welke
een Menlche arbeidt om te zoeken, maar
hy en zal ’t niet uitvinden: ja indien ook
een Wyze zeide, dat hy ’t zoude w eten *
zoo en zal hy ’t doch niet konnen uitvinden.
Ë c c l e s. 8. Vers. 17.
P Wy
!•' t> itu XVIII. stuk.