Afijee, intrekken ’ met inkrimping van het Lighaam,
LXaIX a^s menze tergt of plaagt.
H oofd Deeze Soort was, onder de Basterd Poly.
stu k. pen, aan R o e s e l allermenigvnldigst voorge*
J<omen. Hy vondtze nooit in frilch en zuiver,
maar wel in vuil en Hinkend Water, alwaar
zy zig dikwils als een Wolkje vertoonen. Men
vindtze aldaar niet alleen aan leevende Schep,
zeltjes maar ook aan allerley levenlooze dingen
hangen , en zy teelen in korte tyd zeer fterk
voort. Z y ge yken veel naar de Rlöenender
Lelietjes van den Dale waar van dus ook de
Larynfche bynaam is afgeleid, of ook naar die
der zogenaamde Klokjes Plant ; doch immer
zo veel naar een Bekertje of Thee Kopje, en
hy noemtze , deswegen , de Kleine Gezellige
Betervormige Basterd- Polypus (ieheele zwer-
men van zulke Diertjes kwamen hem voor aan
de Wortels van Water - Linzen of Eendekroos.
Hy heeft ook een aartig gedoomd klein Am»
mons Hoorentje vóorgefteld’ , dat met een
menigte van deeze Klokdiertjes bezet was, die
’er dikwils zig aanzetten wanneer het Slakje
daar in nog leeft; doch dan doen zy hetzelve
weldra üerveo.
Het Lighaam deezer Diertjes beflaat uit
• een witte doorfchynende Slym , die uit louter
fyr e Korreltjes fchynt famengefteld te zyn.
Wanneer de Mond wydst gaapt, dan komt
’er iets , dat naar een Tong gelykt, uit tq
voorfcbyn. Voorts hebben zy twee paaren
van Puntjes, die gefladig wipperen, te§en' AF^*EL
over elkander aan den Rand Zitten. Het Dier , xxiX^
kan dezelven , naar believen , uitfteeken en Hoofd-
weder intrekken. Het heeft een langen S t e e l , stuk,
die door de fterkfte Vergrooting zig niet dik*
ker dan een Hoofdhaairtje vertoont. Deezen
Steel verlaat het niet, maar gaat daar mede
zwemmen , als wanneer dezelve zig gelyk
een Staartje voordoet, zynde wel twaalfmaal
zo lang als ’t Bekeragtige Lighaam.
Deeze Klokdiertjes hebben voor ’t overige
de eigenfchap , van of op zig ze lf, of by
troppen, of op Boomagtige Stammetjes, gelyk
de Tros - Polypen, te kunnen leeven; doch
deeze manier van Samenwooning fchynt hun
niet gemeen te zyn. Als zy dus op Boom-
agtige Steeltjes zitten, dan zyn zy zo aandoen-
l y k , dat, wanneer een hunner aangeraakt
wordt, de anderen zig altemaal, op 't oogen-
blik, mede intrekken. Buitendien zyn zy ook
anders in geduurige beweeging, dewyl van
een trop, die ergens aan gehecht z it , zig altoos
eenigen te gelyk uitftrekken en anderen
weder terug trekken ; dat haar taamelyk
naar een Leger in llagorde doet gelyken, ’c
welk by Pelottons vuurc. De intrekking o f
verkorting van den Steel gefchiedt Schroefs-
wyze en zeer fnel , doch de uittrekking
langzaam. Ook fcheiden ’er fomtyds zig eenigen
a f, die dan door ’t Water zwemmen,
en, na verloop van zekeren ty d , naar de
Zwerm