%■ 4-
Verfcheidene zonderlinge en merkwaardige Eigenfehappen heeft de'
groote Tweeftaart-Rups: Voor eerft is ze maar van veertien- Pooten
voorzien, ontbreekende haar de twee aehterfte, o f zogenaamde Nafchui-
v e r s , dezen zym anderzins voor alle Rupfen altoos van den meeften
Dienft, en door dit Gebrek word het derhalven veroorzaakt, dat de
Gang van deze onze Rups wat langzaam en als befohroomd is , en dat ze,-
voornamelyk ouderen zwaarder geworden zynde, hortender Wyze en
als. met Rukken voortkruipt, ze is ook niet inftaat om zieh onderwaarts,
o f met den Rug om laag aan eenig, Blad vaft te houden, gelyk andere
Rupfen veeltyds-en meeft altoos doen ,-gevolglyk ontmoet men-de Tweeftaart
Rups niet anders, dan op de boventte Zyde der Bladeren en Tak-
ken, en het is aanmerkelyk, hoe de Voorzienigheid voor de Behoude-
nifle van dit geringfohynende Schepzel gezorgd en den onvaften Stand
van deszelfs Pooten op eene andere Wyze vergoed- heeft, door aan de
Rups het Bezef en Vermogen gegeven te hebben, van telkens op ieder ■
Plek, daar ze zich te ruften zet, vooraf een Webbe te maken, waarin
ze de Pooten vaft hecht, en-zieh dus voor ’t-vallen beveiligd; dit Webbe,
of Spinzel, is dermaten-fyn, dat het niet,, dan-door een Vergroot--
glas kan gezien worden.
Verder komen de twee Staarten dezer Rups in Aanmerking-, dezen
dienen eigentlyk voor twee Kokers, zynde binnen ieder een hoog roede
vleeffige Draad verborgen, welken- de R ups uitfehieten-en inhalen kan -
zy doed het ook alsdan voornamelyk, wanneer ze aangeraakt o f getergd
word , en zet zich daarby in- een dreigend en verweerend Pöftuur-
doeh naar mate ze ouder word, fchiet ze deze Deeltjes,-die ikPyltjesnoe-
men zal, minder uit, zo dat ze het veelal o p ’ t laatft in ’t geheel niet
meer doed, fchoon mem ze-nog zo zeer tergd; by ’t Uitfchiêten dezer
Pyltjes komen ze rechtftaand uit-de Kokers of Soheeden-, maar het Inha-s
Mg. 4.1en:gefohied kronkelender- wyze, en dus hebbe ik het-by- Fig.q. afgebeeld;
ze zyn in geenen Deele fohadelyknoch. veroorzaken een’ onaangenaamen
Reuk, gelyk men« dit by zommige andere Rupfen waarneemd, welken
ook zekere Deelen-uitfehieten-en daarby ..eene zeer viettebe Lucht van
zich gev en ; de meergemelde Pyltjes onzer Rups dienen waarfchynlyk
alleen daartoe, om andere Infeéten te verfchrik-ken en za dus van zich
aftehouden; een zekere Zoort van Wespen is nochtans zo behendig,- en
loos, dat-ze de Tweeftaart-Rupfen evenwel weet te bekruipen en met
haar Zaad te belèggen ; dit Zöad, o f deze Wespe-Eieren zyn langwerpig-:
rond, glinfterend zwart en ieder met een Draadje in de Rups door ’t V e l '
heenen, en wel altoos tuflehen de Ringen vaft'gehecht,-zodanig*,, dat,
als« de Rups zich zamen trekt en gevolglyk de Ringen over elkander’
fdi tiifc
fbhulfc, men deze Eieren niet kan gewaar worden, maar als ze zieh uit-
rek t, komen ze te voorfcbyn. Wanneer nu de Rups met dit Zaad bezet
is , gaat ze zekerlyk vertboren, ’ t en ware mén ze daarvan Bevryd,- ’t
geen gefchieden kan door met een Koren Tangetje ieder Eitje aan ftuk-
ken te knypen , welke Proef ik meer’ dan eens genomen en de Rups daardoor
behouden, ook vervolgens' een gezonden volmaakten Vlinder ’et
uit bekomen hebbe; maar als de irteergemetde Eieren niet vernield worden
zo veranderd de Rups wel’ in een Popje , doch ze neeffit dit dode-
lyk Zaad met zich, Waaruit alsdan de Wespe-Wortnpjes' komen, die
het Popje van binnen geheel' ledig eeten en dus het Infetl ten eenemale
t-e niet doen g a a r t z y zelfs veranderen daarna in Fopjes >, of zogenaamde
Tonnetjes, waaruit vervolgens wederom deze liftige Wespen'te voort
fthyn komen. By ’t Vernielen dier Wespe-Eieren diend aangemerkt te
Worden, dat men ze niet moet aftrekken, vermits ze in de Rups te vaft
gehecht zyn, die men daardoor te veel pynigd, het behoefd ook niet,
maar genoeg is- het, als ieder;Eitje flechts-'plat-gekneepen«-en-duWhec
Diertje in hetzelve gedood word.- _ .
Eindelyk heeft de Tweeftaart-RupS ook deze zonderlinge Eigenfchapj
'dat ze zbmwylen eenen'Straal van helder en klaar Vogt üitfpuuwd, doch
niet uit den Mond, maar dicht onder denzêlv'en, ter plaatfe in Fig. 6. Mg. <S:
met a aangewezen, is eene dwarflê Spleet, waardoor ze hetzelve uit- a
fpuit; ik hebbe niet konrien bemerken-, dat- dit Vogt van fchadelyke Uir-
werking op het menfehelyk Lichaam z y , ten minften van buiten n ie ty ’t
geen fk uit het volgende Geval opmaake:’
In ’ t Taar 17 5 5 den 2 Auguft ging ik met mynen Zoon aan den hogen
Dyk bultende Haarlemmer-Poort wandelen, om Tweeftaart-Rupfen op
de Willige Boomen aldaar optezoeken, Wy Vonden oök verfcheidene, en
wel allen genoegzaam volwaffen, eene derzelven zat in haar Zonderling
Poftuut opee rfBlad te ruften, gelyk ik ze by de eVengemelde zesde F iguur
hebbe afgebeeldy Want dit is altoos de ruftende Stand dezer Rupfen
; ze was jqift met h et Hoofd naar ons toegekeefd, en terWyl Wy ftoö-
dén en-haar een-Wyltjê aankeeken, doch zbnder zë in ’t minfte aante-
raaked, fpoot zé onverwachts-eenen Straal van het opgemelde Vogt uif,
en wel regelrecht mynen Zoon in ’t eene Oog, fchoon hy wel ruim eö-
rten Voet v e r vari de Rups afftond-, dit veroorzaakte hem zeer heftige
P yn , en maakte ons niet weinig verlegen', vermits wy vo o r kwaade
-Gevolgen-beduéht Waren, Wy zuiverden het Oog' met den Neusdoek zo
•goed wy konden, en het duurde niet boven een half Uur', ö f de Pyn Was
geheel verdweenen, het is ook, Gode zy Dank! verder Van geenette
rhinfte kwaade Uitwerking geweeftl
De Heer Runnet heeft ömtrènt 'dit V og t verfcheidene Proefnemingen gê-
daaa en bevonden, dat het van een zuuren Aart en Eigenfchap z y ; zelfs
heeft hy ’ c gewaagd, en daarvan iets in eene Wonde gedaan, diehy.zich'