is NACHT- VL1ND. van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Tab. I I.
§• 5-
N a Verloop van drie en veelal van vier Weeken, dat is : in de Maanden
Juny en Ju ly, ook nog wel in Auguft gelchied de tweede Gedaante-
wisfeling van onz Infedl. Een’ of een paar Dagen vooraf worden de Ringen
van ’t Popje merkelyk uitgerekt en eindelyk fplyt het by de Sprieten
en in den Nek van een; de Vlinder komt hierop te Voorfchyn,' en zich
van het Poppe- Vlies ontlaflende breekt hy tegelyk aan ’t Hoofden End
door het Spinzel heen, zonder zyne fraaie Couleuren te befchadigen , ’t
geen in der Daad aanmerkelyk is. Hy maakt ten eerften alle mogelyke
Spoed, om zich zodanig te plaatzen, dat zyne Vlerken nederwaards kon-
nen hangen, welke dan, om. zo te fpreeken, toeziens groeyen en binnen
weinig Minuten haare behoorlyke Grootte en Styf heid erlangen; de Vlinder
legd ze vervolgens daksgewys aan ’t L y f , en vertoond zich in den rus-
fig . 6. tenden Stand als by Fig. 6. hebbende dan altoos de Sprieten dicht aan ’t
L y f gelegd en onder de Vlerken verborgen; doch vermits de Kunne dezer
Vlinderen voornaamlyk uit de Hoedanigheid der Sprieten kan ontdekt
worden; zohebbe ik dezen ruftenden Vlinder, 2ynde een Mannetje, met
de Sprieten vooruit afgebeeld, om het Onderfcheid tusfchen dezelven en
die van ’t Wyfje te beeter te konnen zien, de eerften zyn altoos dikker en,
gelyk men het noemd, gekamd; de laatftgemelden in tegendeel dunner
en niet gekamd, ook is het Achterlyf van ’t Wyfje merkelyk dikker, dan
Fig. 7.^at van ’* Mannetje. By Fig. 7. vertoond zich een vliegend W y fje , ’t welk
een der grootften is , die my ooit te gezicht gekomen zyn; ik bewaare ’er
een van die juifte Grootte in myne Verzameling, waarna ik de Afbeelding
gemaakt hebbe, maaF verre de meeften vallen ongelyk kleiner. Omtrent
de bruine Vlakken op de boven-Vlerken dezer Vlinderen is het zeer
aanmerkelyk, dat dezelven, fchoon ze in den eerften Opflag by allen van
eenerlei Figuur en Beloop fchynen te zyn, nochtans, nader befchouwd
wordende, altoos van malkander verfcbillen, ten minfte ik hebbe nooit
twee dier Vlinderen gezien, welker bruine Vlakken van Gedaante volkomen
eveneens waren, fn de Couleur en wel voornaamlyk in die der
onder Vlerken is mede een groot Onderfcheid, zynde dezelve fomtyds nog
hoger rood, dan ik ze hier vertoond hebbe, maar ook veeltyds ongelyk
bleeker en genoegzaam oranje kleurig, ja geelachtig. Eenigen hebben
rondom de zwarte Vlakken op de onder-Vlerken een geelen Kring , ’t
geen zeer cierlyk (laat, maar zelden gevonden word.
Uit het voorverhaalde blykt, dat dit In ft'ét als Vlinder maar eens in ’c
Jaar verfchynd, ten ware ’er een by een enkeld Geval, gelyk voorheen
gemeld, in den Rupfen-Staat buiten gemeen voorfpoedig zynde nog voor
den Winter in een Popje veranderde en zich dan als Vlinder ten tweeden
Maale in ’t zelfde Jaar vertoonde, ’t geen echter zeer zelden gebeurd.