-§• 5-
Uit het Popje, dat het eerft veranderd was, kwam ook de eerfte Vlinder
den 3. July voor den Dag; de tweede verfcheen een paar Dagen daarna,,
en de derde na Verloop van 9 o f 10 Dagen; twee daarvan waren Wyfjes-
en de eene een Mannetje! Ten aanzien van de Couleur hebben deze V linders,
in den eerften Opllag, weinig Bevalligheid, hun grootfte Cieraad
beftaat in de zwarte met een lichte geelachtige Rand omzoomde en in ’t
Midden met een zuiver wit Stip voorziene ronde Vlakken, of Oogeh, aan
de onderfte Zyde der Vlerken; zommige derzelven fchynen wel aan de
bovenfte Zyde flaauwelyk door, maar fteeken niet a f, doch hebben de
Vlerken aan dien Kant deze Byzonderheid, dat, wanneer ze nog geheel
gaaf zy n , én de Vlinder weinig ofnietgevlogenheeft, (want door’tlange
vliegen verminderen doorgaans de Couleuren der Vlinderen) op haare
donkere Couleur een aangenaame Weerfehyn fp e e ld d ien men ook,,doch
veel flaauwer, aan de onderfte Zyde der Vlerken gewaar word; door dezen
Schyn, o f Glans, word het veroorzaakt, dat telkens, na de veran.
derde Situatie van ’t Oog des Aanfchouwers en na de verfchillende Werking
van ’ t Licht, de Couleur zich ook eenigzins anders vertoond, en even
daarom kan ze gevolglyk niet volmaakt nagebootft worden; ja wanneer
de Zon, de Ontdekfter van de Schoonheeden der Natuur, direét op d&
Vlerken fchynd, ziet men op dezelven een. onnavolgbaar Mengzel van de
fraaifte en verwonderiykfte Couleuren, welken, zo draa haar dit Licht
onttrokken word, verdwynen, en alsdan herfteld zich wederom de vorige
donkere Couleur, die ook niet altoos en by alleneveneensis, wantdeeene
valt wel wat donkerder, en een ander wat lichter van Couleurwelke Ver-
■ . fcheidenheid op de onderfte zo wel,als bovenfteZyde der Vlerken plaats heeft“..
In den ruftenden Stand zetten deze Vlinders hunne Vlerken, zo als alle
Tig. j,Dag-Vlinders doen, overend, gelykzich hier twee by Fig. 5. en 8. vertoo-
neD. Het Onderfcheid tuftchen de Mannetjes en Wyfjes is op ’t Oog zo gering,
dat men ze byna van elkander niet kan onderkennenalleen maar bemerkt
men, dat de Wyfjes doorgaans vrat dikker van Achteriyf, dan de Mannetjes,
zyn, en dat dezen gemeenlyk kleiner vallen, dan de eerftgemelden.
Fig. 6 .By Fig. 6. heb ik een vliegend Mannetje afgebeeld, wel is waar, dat dit,
ten Opziehte van de ronde Vlakjes, die door de Vlerken fehynen, eenigzins
Fig. 7. van ’ t vliegend Wyfje by Fig. 7. verfchild, maar men kan ’er niet altoos-
Staat op maken, vermits het Hechts eene V ariatie is- De meergemelde Vlakjes,
o f O ogen,zyn ook niet doorgaans aan deneenen Vlinder zo groot en zoveel
in Getalle, ais aan een anderen, doch meeftal hebben ze de Grootte, gelyk
ze zich by Fig. j . vertoonen; maar ik bewaare een Koe-Vinkje, welks Vlakken
in Vergelyking by degeenen, zo als men zegenoegzaam doorgaansvind-
Fig. g. uitermaaten groot zyn, weshalveu ik hetzelve hier by Fig. 8. afgebeeld heb-
b e , tot nog toe is my geen diergelyk te Gezicht gekomen, nochtans kan het
zeer wel z yn , dat ’er zulke in andere Cabinetten gevonden worden. Ik
hebbe hier niets anders meer te melden, dan dat de Koe-Vinkjes-maar een»
in ’t Jaa r, volgens onze Ondervinding, voortteelen.
DAG -V L IN D ER S vm le E E R S T E B E IN D E .