4 . ® > & 4 f
NEDERLANDSCHE INSECTEN
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
V I E R D E S T U K .
N E G E N D E V E R H A N D E L I N G
O V E R DE
N A C H T . V L I N D E R S
Fan 't Tweede Gezin der E e r s t e B e n d e .
De Vlinder de O R IO N .
Tab. IX .
§ i.
a
En vind in Duitlchland ,en miffchien ook elders, eenen Vlinder,'
die in den eerften Opflag met onzen tegenwoordigen Vlinder
veele Overeenkomft heeft; wanneer men echter beiden naauw-
keurig befchouwd, verfchillen ze nog al merklyk van elkander
deels in Grootte, deels in Hoedanigheid der zwarte Vlakken en
eevolglyk in Tekening. Wylen de fchrandere en onvermoide Natuur-Onderzoeker
de Heer Aug. Joh. Röjil heeft den eerftgemelden in ’t derde
Deel zyner Infeclen Üelufiigung pag. 238. befchreeven en op lab. X X X IX .
Fig. 4. afgebeeld, doch zynEd: had toen maar alleen den Vlinder, dus was
hem de geheele Huishouding van dat Infedl nog niet bekend. In Duitfchland
noemd men dien Vlinder de Diana, zekerlyk volgens eene willekeurige
Verkiezing , zonder eenige de minde Aanleiding daartoe te vinden in de
Hoedanigheid des Vlinders , gelyk de groote Limaus aan eene Menigte
der Infeéten zulke willekeurige Naamen gegeeven heeft , want het is
genoegzaam ondoenlyk, dat men voor ieder Infeót eenen Naam zoude kon-
nen bedenken, die eenige Betrekking op de Eigenfchappen o f Hoedanig-
heeden van hetzelve had; daar legt ook eigentlyk niets aan geleegen, alzo
de Benaamingen alleen maar dienen, om het eene In(è& van het andere
te onderfcheiden. Vermits ik nu aan onzen tegenwoordigen Vlinder,
die myns weetens, tot nog toe door Niemand befchreeven noch afgebeeld
is eenen Naam diene te geeven, en evenwel denzelven uit de [Hoedanigheid
des Vlinders, niet wel kan afleiden, zo zal ik , in Navolging van den