Bl 1 1
Tab.
IV .
Fig. i
Tg-
Verhandeling van het tweede Stuk befchreevene , ’ t welk de groote
Witjes-Vlinder was, zo draagd deze dus by den Liefhebberen der Entomologie
alhier, den Naam van kleine Witjes-Vlinder, en by den Ridder
L innæüs heeft 'dezelve den-Naam van' Raçce.
y §•
Reeds in ’ t laatst van de Maand April of begin van May (wanneer na.'
mentlyk eene koesterende Voorjàars warmte' het Aardryk en deszelfs lee-
vende Schepzels verkwikt heeft) komen de Vlinders van dit foort, welken
als Poppen geduurende den Winter over geweest z yn , te voorfchyn, en
het is van deze als Poppen overwinterd hebbende V lin d e r sd a t men de
eerlte Eieren ontdekt, deze Eieren legd de Moeder. Vlinder in ’ t g e heel
niet by fchoolen , o f - veelen by- elkander , zo als wel de graote
Witjes-Vlinder doed, maar zeer enkeld, hier en daaraan de onderzyde
van de Bladeren e en , van hier is het ook, dat men de Rupfen maar enkeld
en eenzaam dwaalende aantrefd. De Natuurlyke groote en kleur
van deze Eitjes, ziet men by Fig■ i . op Tab. IV. dóch in deze groote,
zoude men derzelver waare gedaante niet zien kunnen, en Hunne ver-
wonderlyke in de langte loopende Ribben en ongemeen fyne dwars-
gaande tusfchen Bandjes, wierd men niet gewaar,, ten zy eene door
behulp van ’ t Microfcoop vergrooté Gedaante, dezelve niet deed te
voorfchyn koomen, want door dit verwonderlyke Konst-Werktuig,
word om zo te fpreeken aan ’ t Licht gebracht, ’t geen anders in. eene
geftadige OnweetendheicT verhoolen bleef. Om dan het E i van ons tegenwoordig
Infeét, in deszelfs waare Gedaante enfraayheid te zien, zo
hebbe ik .hetzelve onder eene tamelyk fierke vergrooting afgebeeld by
2.Tig. 2. men ziet terltond in den eerlten opflag reeds, dat hetzelve eèh
Dag-Vlinder E i i s , en we] aan deszelfs langwerpige Gedaante', want onder
alle my bekende Nacht-Vlinder Eieren, zyn ’er geene van deze
Gedaante, en welken met derzelver breedlte Bafis o f Grondvlakte op
het Blad of Bladeren vastgelymd zyn, wel is v/aar, men vind.langwerpig
e Infefiten E itje s , van Gedaante en kleur bynaar als die van ons tegenwoordig
Voorwerp,. en welken in ’ t geheel van geene Dag - Vlinders
z y n , maar daarenteegen van Maajen die in Vliegen veranderen, o f
van Wantzen waaruit derzelver jongen te voorfchyn koomen , o f ook
Wel van eenig ander Geflacht van Infedten, doch dan zyn dezelven, ’ t
geen
geen te verwonderen i s , niet in de langte en ook met geene dwarsiao-
pende Ribben voorzien, maar daarenteegen o f geheel glad, o f een w einig
oneffen, inteegendeel langwerpig en met Ribbetjes voorzien zyndeoök
niet op het Blad leggende, maar óvéreindltaande, dan is het my geblee»
ken dat dezelven altoos van Vlinders en wel juist van Dag-Vlinders waren.
§• 3-
Alle Koolachtige Gewasfen in ’ t gemeen, zyn het geliefde Voedzel de-
'zer Rupfen, welken na omtrent drie Weeken in Hunne Eieren befloötèn
peweest te zyn, uit dezelven te voorfchyn koomen-, behalven de foor-
ten van K o o l, is mede ook eene aangenaatne kost voor deze Dieren, de
Oost-Indifche Kors, Najlurtium indicum o f Acriviola, ’ t' welk ik op deze
Plaat afgebeeld hebbe, ’t is op de Bladeren van dit Gewas, en wel aan
derzelver Onderzyden, alwaar de W y fje s der kleine Witjes-Vlinders,
zeer gereed Hunne Eieren leggen ; wanneer men eene dergelyke Plant
van deze gezegde Oost-Indifche Kors, by zich buiten, voor ’ t Veniter
Glas liaan heeft, dan kan men zien, hoe mild de Moeder Vlinder is , in
,’ t plaatzen van Haar Kroost , op die a ls ’ t ware. door Haar uitgezócht
Gewas, mits dat het juist in dien T yd van het Jaar is,, wanneer deze
Vlinders zich zien lasten.
' ' ’ 5 4-
De jonge Rupsjes uit Hunne Eieren komende , zyn reeds terftont
met Haare zestien Pootjes voorzien, en hebben o v e r ’ t geh e e leL y f eene
egaale groene kleur,, want mén kan (althans zonder behulp van een ver»
vergrootend Glas) de geele ftreep welke over het midden van den R u g ,
en ter wederzyde van het L y f loopt, niet zien maar ouder wordende
en nadat zy viermaal van Huid veranderd z yn , kan men deze genoemde
ftreepen volmaaktelyk zien, deze Hunne vervellingen gefchieden doör-
gaands met eene tusfchenpoozïng van vier o f v y f Daagen j in de eerlte
T yd van Hun leeven dus nog geheel jong zynde, vreeten zommigen
Haar afgeftroopte Vel geheel o f ten deele op, doch de meesten doen
het niet, maar laten het zitten ter plaatze daar zy hetzelve voor t nieuwe.
verwïsfeld hebben. Na .het verloopen van drie Weeken o f 32 a 23
Daagen, zyn deze foort van Rupfen geheel volwasfen en verwonen zich
D z ê d ï k