^ 0N A CH T -VLIND.tf«» 't Twede Gezin H E E R S T E B EN D E .Tab.l 222*
Men Iaat’ hem In 't Bezit van zyn Verft and,
Doch geev’ , in Plaats van 't Werktuig en de Hand,
Mem maar alleen den Mond;
E n zie alsdati,
•Of hy zulk Konjlmrk maken kan?
C e Rups in ’ t bouwen van haar Neft o f Apinzel, zo verre gevorderd
zvnde, dat het van buiten zyn’ vollen Beflag yerkreegen heeft en zo
dicht geworden is , dat men haar in *j zelve niet meer zien kan, houd
echter nog aan met werken van binnen, en bezorgd alles zo wel, dat ze
zich eindelyk geruft kan nederleggen en haare Gedaantewiffeling afwachten,
zonder bevreesd te zyn voor uitwendige Aanvallen van R egen,
"Wind en Zonnefchyn, als welken geen vat op hetzelve konnen hebben,
ten minften niet naar binnen indringen, zo yaft en dicht is zu'k SP1? '
zei toegefteld. De Gedaantewifleling vervolgens gefchied en de Rups in
Fis been Popje veranderd zynde vertoond zich hetzelve als by Ftg. 6. T is
aanmerkelyk, dat.het met ’ t Hoofdenend altoos naar boven gekeerd legd,
vermits het Spinzel aan dien . Kant veel dunner en teerder bewerly K
dan voor dé R e ft, om dat de Vlinder, geboren zynde, aldaar moet
doorbreeken en naar buiten gaan.
§• 4.
©it gefchied gemeePlyk in de Maand Auguft.ook wél vroeger, o f laa-
K ° . 7.ter na dat de Gefteldheid van ’t Saifoen zulks mede brengd. By Pig. 11
° 7 hebbe ik een ruftend Wyfje afgebeeld. De Vlinder heeft in dien Stand
• deze Byzonderheid, dat zyne Ondervlaken voor een groot Gedeelte aan
de Zvde der Bovenvlerken vooruitfteeken. Een vliegend Mannetje ver-
Fie. g.toond zich by Fig. 8. De Mannetjes zyn altoos van ongemeen breede
S Sprieten voorzien en daardoor, als mede door de Gedaante van t Ach-
.terlyf, zeer kenbaar van de Wyfjes onderfcheiden. Eaatftelyk diend nog
aangemerkt te worden, dat deze Vlinders in Couleur veel verfchillen;
men vind Mannetjes, die zo fterk van Couleur en Teekenmg zyn, als het-
geen hier afgebeeld is , maar men heeft er ook zeer bleeke en minder
kleurige, dan het hier vertoonde Wyfje. Dezelfde Verfchillendheid vmd
ook Plaats onder de WyQes, doch dezen zyn nooit‘zo fterk van Couleur
•en Teekening, als de eerftgemelde Mannetjes.