Jlreepte Witje; dat deze Auteiir in zyn Werk niet heeft. Dit laatflgèmeldé
infeél zal voor tegenwoordig hêt Onderwerp myner Penne zyn.
Deze Vlinder is mede van de eerflen, die zich in ’t Voorjaar laten zien
doch niet van de gemeenften, vermits men hem op verre na zo veelvuldig
niet vind, als de grote en kleine Witjes. Hy behoord onder de éen-
zaamen, dewyl hy zyne Eieren enkeld legd, en in den Staat van Rups
een eenzaam Leven leid. Gedurende al dien Tyd , dat ik de Infe&en
liefhebbery geoeffend hebbe, is het maar eens gebeurd, dat ik een Ei van
dit InfeS ben roagtig geworden; myn Zoon vond hetzelve, omtrent het
Emde van M è y , aan de Duinen buiten Haarlem op een Blad van ’t Kruid
dat ik in de bygevoegde Plaat afgebeeld hebbe, en welk Gewas by Dodo’
nëus onder de wilde - Kooien gerekend, o f wel eigentlyk voor een Middel-
foort tuflchen Raapen en Kooien gehouden word. Ik geloove zeer w e l,
dat dit Infedt,zype Eieren nog op andere Gewaflèn plaatfl. Het Eitie voor’
Tab. 1. noemd was aan de onderfte Zyde van ’t Blad gelegd, en vertoonde zich
Tig. i .m zyne natuurlyke Grootte , als Fig. i . De Gedaante van ’t zelve is
langwerpig en na boven toe puntig, met de onderfte, o f breede Zyde -is
het aan ’t Blad gelymd, en dus met de Punt ’er altoos van afgekeerd ge-
% . a.lyk doorgaans alle Witjes-Eieren. By Fig. 2. hebbe ik dit E i afgebeeld
zo als het zich door een enkeld Microfcoop van twee Linien Brandpunts’
vertoond; het heeft 12 Ribben, waarvan ’er 6 tot na,boven toe uitlopen,
.en de overigen 6 tuflchen beiden een weinig lgger eindigen.; dwers over
is net in de Rondte van boven'tot . . . , --------b--e-n--e-d--e-n- t-o--e-.* ■*m*>-«e. t UWzeVel r ‘ vVeUeCle WeWn WeWeWn
■ weinig verhevene Streepjes gebandeerd, daarby overal glanzig „en witach-
tig geel van Couleur, makende dus, door ’c Microscoop gezien , eetie
fraaye Vertoning.-
Een paar Dagen dit Ei gehad 'hebbende -bemerkte ik., dat „zyn Glans
allengs verdween en het een doffe Couleur kreeg, waarop, na Verloop
van omtrent een Etmaal, het Rupsje te Voorfchyn kwam, en ten eerflen
den Dop van zyn Ei ter Helfte toe optu Het Diertje was toen wit-
.achtig geel van Couleur, en, door ’c Microfcoop gezien, overal glanzig
en als doorfchynende, met enkelde zeer-fyne Haairtjes bezet. Zb dra!
het Rupsje op t Blad begon te grazen werd het een weinig groener; ee-
nen Dag, of twee, oud geworden zynde graasde het niet meer, maar at
aan de Kanten van ’t Blad, o f maakte ’er. ook wel Gaatjes in. Vier Da-
.gen na zyne Geboorte vervelde het voor de eerfte maal, en at kort daarn
a , gelyk ook na ieder der volgende Vervullingen, het afgeflrookt Vel
Ichoon op. Toen vertoonde het zich onder ’ t Microfcoop nog even glanz
ig , als van te vooren, inzonderheid was het Hoofd zo doorfchynende als
Glas, en dit zo wel, als de geheele Rups, met enkelde fwarteflyve Haairtjes
bezet, Baande een Gedeelte op witte Knobbeltjes, en.de overigen od
fwarte Stippen. Voorts was ze met zeer veele fwarte Stippen knngsge-
wys, na ,t Beloop der Ringen, als bezaaid, doch dezen en de witte Knobbelt
Bekjes zo ongemeen fyn zynde , dat men ze alleen door ’ t Microfcoop-
onderfcheidentlyk- kan zien , fmelten , als ware h e t, in de groene
grond - Couleur der Rups w eg, waardoor dezelve zich aan ’t bloote Oóg
bleekgroen vertoond , en aldoor bleeker word , naar maate ze in Groei
en Ouderdom toeneemt. Onze Rups vervolgens nog drie Maal verveld
zynde, met eene Tuflhhenpofing telkens van 4. Dagen, bleef na de laat-
fle Vervelling nog 6 Dagen aan ’ t Eeten en Groeyen , en toen haar’
vollen Wasdom bereikt hebbende en in ’ t geheel 22 Dagen oud geworden
zynde vertoonde ze zich in hare natuurlyke Gedaante, Grootte en Couleur,
gelyk ik ze by Fig. 3. h'ebbe afgebeeld. Hierby moet ik nog aan- Fig. 31
merken, dat tuflchen deze Zoort van Rupfen en die der ordinaire kleine
Witjes, in den eerflen Opflag zo groot eene Overeenkomfl is , dat men
ae befwaarlyk van malkander kan onderfchejden, ten zy men twee Kenmerken
gade flaa , die geenszins ten eerflen in ’t Oog vallen, te wee-
ten : Over den Rug der kleine Witjes Rups-loopt een zeer flaauwe bleek-
geele Streep, die onze Rups niet heeft,- wyders hebben de LuchtgaaP*
jes dezer Rups rondom zich geele Kringetjes, welken aan die der eerfl-
gemelde ontbreeken, maar in derzelver Plaats is ’er by ieder Luchtgaatje
een kort geel-Streepje. Voor ’r overige zyn deze twee Zoorten van
Rupfen malkander in allen Deele volmaakt gelyk.
§ • 4-
Onze Rups den Ouderdom van 22 Dagen, als reeds gemeld, bereikt
hebbende verwyderde zich ten -eenemaale van haar gewoon Verblyf en
Voedzel, zoekende een’ bekwaame Pla.ats tot hare aanflaande Verander
ring, en deze gevonden hebbende bleef ze ’er een halven Dag flil zitten
j vervolgens fpon ze zich nog dienzel.fden Dag v a f l, op de gewone
Manier der Dag-Vlinder-Rupfen van de Tweede Bende, te weetem:
haar Achterend door Middel van een klein Spinzeltje vafl hechtende en
dwars over ’ t L y f eenen Draad fpannende, die, fchoon ongemeen fyn
en dunner dan een Haair zynde, nochtans uit verfcheide Draaden be-
flaat. Dus zag ze in flilie Lydzaanjheid hare Gedaantewiflèling en L e vensverandering
te gemoet ; en midlerwyle wat meer in malkander gekrompen
,, of eenigzins korter en dikker geworden zynde veranderde ze
den volgenden Dag in eene Poppe, van Gedaante, Couleur, Tekening
en Grootte, gelyk ze zich in de 4de Figuur vertoond. Tuflchen deze Fig. 4.
Poppe en die van ’t kleine Witje is insgelyks byna geen Onderfcheid, alleen
maar valt de eerfte wat geelachtiger en minder gefpikkeld, dan de
laatflgemelde. N a Verloop van 3 Dagen veranderde onze Poppe van
Couleur en werd merkelyk geeker ,■ ten iaatflen begonnen de Vlerken
des in haar wonenden Vlinders- duidelyk door het Poppevlies heen te
fchynen.
5 5-
Eindelyk, na dat ons Infect 10 Dagen in den Staat van Poppe had
doorgebragt, verfcheen het in zyne laatfte, of verheerlykte Gedaante,
z-ytr