4
3) Veclsn en wel de meeften deezer Rupfen hebben in ’ t geheel geene’,
weinigen echter maar enkelde fyne en korte Haairtjes.
4) Zommigen, als ze in Popjes zullen veranderen, gaan in de Aarde,
I anderen (pinnen zich tuflchen de Bladen in.
*5) De Popjes van dit Gezin vallen, over ’t algemeen, na achteren toe
puntiger, dan die van de Eerlte Bende der Nacht-Vlinderen; verfcheide
hebben ook aan den achter ft en , o f laatften Ring een fpits Puntje. |
6j De Vlinders van dit Tweede Gezin der Tweede Bende dragen in den
ruftenden Stand de Vlerken v la k e n bedekken daa-rmeede hun Ly f niet.
7) Zommige hebben vederachtige, o f gekamde, en zommigen borftelige
Sprieten.
8) Hunne Eieren hebben doorgaans, voor zo verre ze my bekend zyn',
eene ovaale, o f eironde Gedaante, maar anderzins zyn ze zeer verfchil-
lende in Couleur en Grootte.
Ik ken-ne eenen Vlinder, die uit eene Span-Rups voortkomt, welke 12
Pooten heeft, doch in ’t Gaan maar 10 gebruikt. Dit In feft, vermits men
het niet ten vollen onder de 12 pootige, noch ook niet alleszins onder de
10 pootige Span-Rupfen kan rekenen, is , mynsbedunkens, een waar Middel
Inf eet tusfehen het Eerfte en Tweede Gezin Van de Tweede Bende der
Nacht-Vlinderen, dat is: tullchen de Vlinders, voortkomende uit 12 en
10 pootige Span-Rupfen. Nog een ander Vlinder, by den Heer Rüfel be-
fchreeven en afgebeeld * , zoude ook voer een diergelyk Middel-Infe(t
konnen gehouden worden, want volgens die Afbeelding, bedekt h yin
den ruftenden Stand met de Vlerken zyn L y f , eene Eigenfchap, die hy
met de Vlinderen van ft Eerfte Gezin der Tweede Bende gemeen heeft,
maar welke oneigen is dengeenen, die van ’ t Tweede Gezin derzelver
Bende zyn, en hy komt nochtans voort uit eene id p o o tig e , dat is: uit
eene Span-Rups van’ t Tweede Gezin der Tweede Bende. MeerZoorten'
zulker Middel-Infelien tHsfchen het Eerfte en Tweede Gezin dezer Bende
kenne ik totnog toe niet, echter gelove ik zeer wel, dat ’er zodanigen gevonden
worden en mogelyk reeds den- een, of anderen Liefhebber bekend zyn, $■ mm De onztegenwoordig Onderwerp, heeft buiten Twyffelzynen
Naam daardoor verkregen, om dat de Rups, daar hy uit voortkomt,.
allermeeft op de Vlier-Boomen gevonden word, en welker Bladen haar liefde
Voedzel z yn ; wel is waar, men ontmoet ze nu en dan ook wel op andere
Boomen, wantikzelfs hebbezewel eens op L inde, Willige en Peere-
Boomen gevonden-, doch menrekend gemeenlyk een Infectep die Groente
eigentl-yk te huis te horen, daar het zich ft meeft op onthoud. Na-de
Eieren van den Vlier-Vlinder hebbe ik altoos vergeefsch gezogt, maar.de
Rupfen genoegzaam alle Jaren gevonden. In ft Jaar 1 7 5 7 , omtrent het
Midden van Auguftus kreeg ik ’er twee, die ongemeen klein en nog niet
voor de de eerfte Maal verveld waren, gevolgl'ykkon ik ze zo goed als eerlt
| P
* lm Berden Tleilü jeïner Infeiïm EebiJUgung und jioar in der fu ifnn Sammlmg yig,
Sï- Tot. IX.
uit de Eieren gekomen aanmerken; beide geraakten ze vry voorfpoedig
tot bare Volkomenheid , en verfcheenen in ft volgende Voorjaar als twee
fraaye Vlinders; vermits ik nu van alles naauwkeurige Aantekening had gehouden
, zo was my de geheele Huishouding van dit Infeél bekend , alleen
maar ontbrak ’er nog dit aan, dat ik de Eieren van- hetzelve niet kende.
Doch dezen Zomer is ’tmy daaromtrent naai- Wenfch gelukt: Menbragt
my den 10 July laatftleden eenen Wyfjes-Vlinder van deze Zoort, die aaneen
Linde-Blad zittende op den Grond onder eenen Linde-Boom gevonden
en waarfchynlyk met het Blad tegelyk van den Boom afgewaaid, o f
afgevallen was, ik zoude dezen Vlinder, als aan de Vlerken reeds befcha-
digd zynde, byna weder hebben laten- vliegen-, maar omdat het een Wyfje
was, en denkende dat het misfehien reeds mogt gepaard hebbenen- veeb
ligt ’nog Eieren leggen, deed ik het in eene Doos,
Met veel Blydfehap zag ik den volgenden Dag, dat dit Vlinder-Wyfje I Naars: 2 1 Eitjes gelegd had, [over Dag zat het ftil en leide niet] de
tweede Nacht 8 5 , en verder nog 3 7 , dus in. alles T-43. E itjes, toen hield
het op met leggen en ftierf. ft Ean zyn, dat het zich in de Vryheid reeds
van een Gedeelte der Eieren ontlaft had, o f dat ook deze Zoort geen groter
Getal legd , ft welk my waarfchynelyker voorkomt, uit Hoofde van de
Evenredigheid tusfehen het tamelyk dunne Achterlyf dezer Wyfjes-Vlin-
deren en hunne redelyk kloeke Eieren. Ze waren niet enkeld noch ook
niet op eenen Hoop, maar wel by kleine Schooltjes gelegd. Of de V lin der
in de Vryheid zynde, dezelven aan de Takken , dan aan de Bladen
der’Boomen lymd, is my onbekend, doch het iaatfte-zoude ik eerder gis-
■ J 3n, |1Pr eerfte. dewyl ze niet den Winter over, maar flechts 1 1 of
j 2 Dagen leggen blyven. Op Tab. L by Fig. 1. 2 ,3 . hebbe ik ze in hunne Tab. ï.
natuurlyke (Rootte afgebeeld. Toen ze gelegd waren, was hunne Couleur
bleek geel en glanzig, gelyk by Fig. 1 , deze Couleur maar ruim 24 U/iren F,g. »
eehad hebbende werden ze van langzamerhand Oranjekleurig, gelyk by
% 2 waar over ik my zeer verbiydde, wantik was totnog toe m ton-Eig. 2,
zekere geweeft, of het Wyfje ook wel gepaard had, maar ziende, dat de
Eities van Couleur veranderden, twyffeldeik ’er met meer aan, gemerkt
d» Verkleuring der Eieren van de Infeften meeft altoos een Kenteeken
van derzelver Bevruchting is , mits-dat ze teffens niet rimpeligworden o f
verdrogen. Na dat deze Eitjes negen D agen, en dus de langfte Tyd, Oran,
H geweeft waren, duurde het nog.twee Dagen eer de Rupsjestut-
kwarnen , ze veranderden binnen die Tyd nog eens van Couleur en wer-
den kiotkleurig, of een weinig paarsachtig, gelyk by E g . | ten-laatftenzo Fig. 3.
heUer en doodcliynende, dat men de Rupsjes, welken buiten dat bruin
van Couleur zvn, ’er duidelyk in kon zien leggen; hunne Situatie was met
eveneens doch allen lagen ze in de. rondte en gekronkeld .omtrent op de
Manier als de Slangen in de Infeften - Glaten. Wat de_Gedaante dezer
ü v » ; Kcfrcfr dezelve is in der Daad verwonderlyk fraai, wanneer men
£ door een fterk'vergrotend Microfcoop befchouw-l. By Fig. 4 , hebbe ik Fig. 4.
(n o) H