mits ’er nog andere Dag-Vlinders met diergelyke Zand-Oogjes vercierd
en onder dezen Naam bekend z yn , doch welker Couleur op de Bovenzo
wel als Onder-Vlerken genoegzaam geheel en al donker bruin is ,
daar in tegendeel onze tegenwoordige Vlinder veel van de Oranje Couleur
heeft; zo hebbe ik denzelven , tot Onderfcheiding van anderen,
het Oranjekleurig Zand-Oogje genoemd.
Gelyk 'er altoos herëenigende Middelwezer.s tuflchen de Geflachten ,
Rangen , Benden , enz. in ieder byzonder Syfieem der Natuur gevonden
worden ; zo ontbreekt het ook niet aan Middel- tnfe&en tuflchen
de Eerde en Tweede Bende der Dag-Vlinderen. Htt tegenwoordige
is in der Daad zulk een Middel- Infccl, dat niet ten vollen tot de Eerde
, noch tot de Tweede Bende kan gerekend worden , vermits het
met beiden iets gemeen heeft en ze dus , als het ware , herëenigd.
'T is bekend, dat de Dag-Vlinder-Rupfen van de Eerde Bende gedoomd
zyn , en dat in tegendeel die van de Tweede Bende geene Doornen
hebben. De Rups, daar onze Vlinder uit voortkomt, heeft flechts
aan 't laatde Lid twee achteruitdaande Punten, maar voor de Red is ze
geenszins gedoomd en forteerd derhalven volmaakt onder de Rupfen
van de Tweede Bende, nochtans veranderd ze op dezelfde Wyze in een
Popje, gelyk de Doorn-Rupfen , en de daaruit komende Vlinder heeft
ook maar vier volmaakte Pooten, zo als alle de Vlinders van de Eerde
Bende. Gemerkt nu onz Infeéi alleen maar in zyn’ eerden , of Rupfen-
Staat, met die van de Tweede Bende, daarentegen in den Tweeden en
derden Levens - Staat, dat is : als Popje en Vlinder , met die van de Eerde
Bende Overeenkomd h e e ft; zo zal ik het ook , om die Rede , tot de
laatftgenoemde Bende rekenen. Van diergelyke Middel-Soorten der
Dag-Vlinderen, en wel van dezelfde Hoedanigheid -, zyn 'er my nog ver-
(chéidene bekend, welker Rupfen allen de opgemelde twee Puntjes, als
een onfeilbaar Kenmerk, aan 't achterde Lid hebben, en deze zal ik
derhalven telkens tot de Eerde Bende rekenen. Maar men heeft in tegendeel
ook andere Middel - Soorten der Dag • Vlinderen , welken als
Rupfen met die van de Eerde Bende, doch als Popjes en Vlinders met
die van de Tweede Bende Overeenkomd hebben, die ik dan vervolgens
ook onder de laatdgemelde zal plaatfen en ze nader befchryven, wanneer
ze het eigentlyk Onderwerp eener Verhandeling zullen zyn.
5- 3-
Ik hebbede Oranjekleurige Zand-Oogjes 't meed omtrent en in de Bos-
fchen buiten Naarden ontmoet, zynde ook het V linde r-Wyfje, dat
de Eitjes had gelegd , welken ik nu zal befchryven, aldaar gevangen, en
wel eigentlyk binnen den Omtrek der Hofdede Kraailoo. Verfchei-
dene van de evengemelde Eitjes werden my in July 176 2 . door een’
voorvoornaamen
Kenner en Liefhebber der Infeöen prefent gedaan , waar- Tah.
voor ik denzelven myne Verplichting betuige. Op Tab. U I. by Fig. 1 , JU .
hebbe ik zulk een Eitje in zyne natuurlyke Grootte, en by Fig. 2. ver- ■*<£• I-
groot afgebeeld. Deze Eitjes glanfen en zyn eerd bleek geel van Cou- 2-
leur , doch worden na Verloop van eenige Dagen bruinachtig geel en
fcrygen rondom op zyde, kort voor 't Uitkomen der Rupsjes, een bruine
Streep of Band; ze daan overend , met de onderde o f breede Zyde vad
gehecht en hebben gemeenlyk i8 Ribbetjes, -zyn rondom zeer flaauw ge-
bandeerd, boven op plat en ak met een Paneeltje bedekt.
£ 4-
Den i i Augud en volgende Dagen kwamen de Rupsjes uit de Eieren,
bminachtig ged van -Couleur , en overal met fyne korte Hairtjes bezet,
hebbende aan 't laatde Lid twee achteruitdaande Puntjes. Ze aaten de
ledige Doppen der Eieren voor 'c-meerder Gedeelte op. Dit gedaan zynde
was nu de Vraag : wat ze verder voor V-oedzel. moeden hebben ; want
de Eitjes waren aan geen Gewas gelegd , 'gemerkt het Vlinder - Wyfje
zich e e rd , na dat het gevangen en opgefloten was , daarvan ontlad en
dus geene Gelegenheid had gehad , om ze op deze en geene Bladen te
plaatfen; doch vermoedende, dat eigentlyk het Gras hun Voedzel moed
zyn gaf ik hun hetzelve ten eerden, bevond ook met veel Genoegen,
dat dit hunne rechte Kod was, ze groeiden echter zeer langzaam, ’ t geen
my deed giffen, dat ze als Rupfen den Winter over zouden bly v en ,
gelyk ook gefchiedde. Gndertuffchen ftierven ’er veelen , en van ruim
twintig bleven maar acht in ’t Leven, welken tweemaal voor den Winter
vervelden en vervolgens de drenge Koude doordonden tot in ’t Voorjaar,
als wanneer ik ze wederom op een versch Zoodje jong en fleurig Gras
plaatde, ze begonnen toen wakker te eeten en te groeijen , vervelden
■ ook nog een paar Maal, echter kwam'er nu andermaal de Stérfte onder,
waardoor ik -nog zes verloor, en dus in ’ t geheel maar twee överhield,
de eene was bleek groen, en de andere bruinachtig. Den 23 en 24 Jody
1763 . waren ze volwaffen, en zodanig hebbe ik ze by Fig. 3 en 4. afge- _
beeld De Gedaante en ongemeen langzaame Gang dezer Rupfen is 3>
volmaakt dezelfde als die der kleine Witjes-Rupfen , uitgezonderd, dat
deze de meergemelde twee Puntjes niet hebben en in Tekening en Couleur
ook eenigzins daarvan verfchillen.
§• 5-
Den 25 Juny ging de groene Rups aan een Grasje hangen , om
in een Popje te veranderen , zich opdezelfde Wyze, als de Dag- Vlindtr-
Rupfen van de Eerde Bende , met het Achterend door Middel van een
fyn Spinzelrje beveiligende en voor de Red vry hangende met het Hoofd
om laag. Ze begon toen merkelyk korter, maar teffens ook dikker te
worden, en op den derden Dag werd ze een Popje, ’t welk in den Be-
D 2 ginqe